Reacties

Bezoekers van deze website kunnen desgewenst reageren op elke bijdrage en hun bedenkingen staan dan bij het bericht terzake onderaan vermeld.

Hieronder al die reacties samengebundeld in omgekeerde chronologische volgorde, de recentste dus bovenaan. Om de context terug te vinden kunt u klikken op de in rood weergegeven titel van het oorspronkelijke bericht.


  • Van Johan op Manneken Pis

    De origine van moeder Joséphine Van den Bossche had ik ergens op het Internet gevonden op een ogenschijnlijk betrouwbare site. Ondertussen heb ik geprobeerd om dit te verifiëren in de online registers van het Rijksarchief en op Geneanet. Dat lukte maar half… Joséphine zou in Parijs geboren zijn op 4 november 1852, maar dat is op z’n minst zeer eigenaardig want haar ouders Jean François Van den Bossche (1831-1895), schoenmaker, en Mathilde Van Belle (1823-1886) zijn in Gent geboren én gestorven. Ze zijn wel in Moulins-les-Lille (in Frans-Vlaanderen) getrouwd op 26 januari 1852, dus heel honkvast waren ze niet, maar dat is nog altijd ver van Parijs. Grootvader Pieter Van den Bossche was eveneens schoenmaker, geboren in Assebroek (1803) en gestorven in Gent (1866). Hij huwde er op 26 april 1826 met Clementine Coninck (1807-1844). Dat halen we allemaal in goed vertrouwen van Geneanet, in de online archieven van het Rijksregister zijn er voor deze cruciale periode (nog) geen registers terug te vinden van Gent en Assebroek (Brugge).
    In de vele biografieën wordt ook niet altijd hetzelfde verteld: hij zou de jongste van 9 geweest zijn volgens de ene, van 3 volgens de andere. Vader Chevalier zou een alcoholist geweest zijn die zijn gezin al vroeg in de steek liet, waardoor moeder Josephine de kost moest proberen te verdienen met het produceren van kantwerk. Maar waarom de dochter van Gentse middenstanders in Parijs zou geboren en getogen zijn is hiermee nog niet verklaard.

    Ga naar de reactie
    2013/04/25 at 3:24 pm
  • Van VANUYTSEL kRIS op Fleur de la mansarde

    Geachte ik heb op de zolder van mijn grootvader talrijke oude liedjesteksten en partituren ontdekt. Ze zijn nog in vrij goede staat alleen hebben de muizen hier en daar wat geknabbeld.Hierbij vond ik:
    Het boertje van ternat : Mathieu Dekemper
    Als het maantje lacht : Emile v Bosch
    t huisje op de hei : Louis Noiret
    Twee liedjes voor den volkszang:Willem Gijssels muziek Jan Spoel
    Jan zou uit vrijen gaan en Het liedeken der Wijmen
    Parade d amour : Francis Salabert
    Le grand succes de Léonce au Moulin Rouge:
    Je cherche après Titine: Léo Daniderff
    Mieke Pruimenmond : PAC Volkaert, Geeraard van de Veluw. mvg Kris

    Ga naar de reactie
    2013/03/15 at 1:46 pm
    • Van Gerdien van de Ven op Fleur de la mansarde

      Beste Kris, ik ben naarstig op ziek naar de volledige tekst van Mieke Pruimemond! Mijn opa uit de Zaanstreek, Noord-Holland, zing dit lied regelmatig voor ons, maar ik kan mij nog maar alleen het begin herinneren. ‘Ons aardig Mieke Pruimemond kijkt hele dagen zuur….’ Als het om het zelfde liedje gaat, zou ik dan misschien van u mogen krijgen.
      Bij voorbaat dank.

      Ga naar de reactie
      2018/02/04 at 11:03 am
      • Van Johan op Fleur de la mansarde

        Dat lied werd gepubliceerd door Harry Franken in “Van Zinge en Speule”, een lange reeks opstellen over liederen die hij uit de volksmond optekende, later gebundeld in de reeks “Kroniek van de Kempen”. In nr 6 staat tekst en melodie van “Mieke Pruimemond”.

        Hier de tekst:
        het aardig mieke pruimemond
        ziet hele dagen zuur
        ze nijpt de kat en schopt den hond
        ze heeft noch rust nog duur
        haar oogskens blauw die kijken grauw
        haar lippekens verbleken
        als vader ’t niet noch moeder ’t ziet
        dan laat ze haar traantjes leken
        ach aardig mieke pruimemond } 2x
        is uw hartje wel gezond

        haar moeder koopt een zijden kleed
        een fraaien pluimen hoed
        maar ’t baat geen zier aan miekes leed
        al wat zij koopt of doet
        ons mieke pruilt en zucht en huilt
        veel erger dan tevoren
        geen kleed hoe mooi geen pronk of tooi
        kan ’t meisje meer bekoren
        ach aardig mieke pruimemond 1 2 x
        is uw hartje wel gezond

        haar vader is een wijze man
        hij zit en rookt en denkt
        hij weet paf paf het fijne ervan
        en wat ons mieke krenkt
        ons mieke is paf paf gewis
        van grote min ontstoken
        voor buurman toon zijn jongste zoon
        dat heb ik lang geroken
        ach aardig mieke pruimemond 1 2x
        is uw hartje wel gezond

        ik heb den fIinken jongen gast
        zo dikwijls al bezien
        hij lijdt me dunkt zo’n grote last
        als mieke zelf misschien
        en vader gaat na kort beraad
        zijn buurman toon verzoeken
        hem en zijn pier op hesp en bier
        en warme pannekoeken
        wie weet wordt mieke pruimemond 1 2 x
        haar hartje niet gezond

        vanavond mieke pruimemond
        komt onzen buurman Toon
        beslaat de koekepan terstond
        met pier zijn jongste zoon
        en pier heeft mij gevraagd of gij
        zijn vrouwkelief wilt wezen
        o ja 0 ja roept mieke dra
        haar kuurtjes zijn genezen
        nu wordt ze mieke rozemond
        en haar hartje is weer gezond } 2x

        Commentaar vanHarry Franken: “Harrie van Beers uit Hoogeloon zong mij dit liedje voor. Hij hoorde het zijn moeder dikwijls zingen. Het is de enige opname die ik van het liedje heb. Een grote verspreiding zal het zeker niet gehad hebben; het geheel komt wat geforceerd over en doet me denken aan de liedjes van ‘volkscomponisten’ als Emiel Hullebrock, Paul Miry en R. Ghesquiere.”

        Ga naar de reactie
        2018/02/04 at 1:58 pm
  • Van Henk Termeulen op De liedjes klinken voort - hoe het lied is verdrongen door de zanger

    Mijn moeder, komende van Antwerpen, zong vaak het lied: Wat men in de gazette, alzoo durft te zette etc. Ik zoek de volledige tekst van dit lied, kunt u mij helpen? Mijn dank.

    Ga naar de reactie
    2013/03/13 at 5:01 pm
  • Van stef op Willy Lustenhouwer in "De geschiedenis van het café-chantant" - Tijdens mijn speurtochten naar typische Brugse spreuken en gezegden

    Ik ben op zoek naar een sketch ik weet er niet veel van enkel dat het gaat om iemand die de weg vraagt naar Alveringem
    weet iemand hoedie noemt en op welke plaat of cd deze staat
    vriendelijke groeten
    stef

    Ga naar de reactie
    2013/03/13 at 2:39 am
  • Van redgy ferier op Dolf dat is ne rare jongen

    Dezelfde vraag over “mijn lief die is een schele” werd mij vorige week ook gesteld.
    Het enige wat bewoners uit een Oostends bejaardentehuis zich kunnen herinneren is het volgende :

    En m’n lief dat is een schele,
    ze kiekt noar mien, ze kiekt noar joen, ze kiekt noar vele
    En wat goan we doar mee doen ?
    Frutten in de panne met een forten andjoen.

    Het is nu natuurlijk mogelijk dat dit de enige strofe is.
    Volgens bepaalde bronnen zou de vroegere Oostendse volkszanger Bertino het ook hebben gezongen, maar een familielid van wijlen Albert Lingier (Bertino of Berten Schuffelet) trekt dat in twijfel.
    Het blijft dus zoeken.

    Ga naar de reactie
    2013/02/27 at 4:45 pm
  • Van Koen op uit de roman «Jan De Lichte en zijne Bende» door E. Ternest

    Beste Johan,

    Zou u mij een tip kunnen geven waar ik het boek van E.Ternest”Jan de Lichte en zijn bende” zou kunnen aankopen?

    Dank u alvast.

    Mvg,
    Koen

    Ga naar de reactie
    2013/01/14 at 12:29 am
  • Van Johan op Ze zijn de pijp uit

    Wim Kreuer blijkt een pseudoniem te zijn van Willie Lenaers (1918-1944) die op 16 december 1944 naar de première ging kijken van de film “Buffalo Bill” in Cinema Rex te Antwerpen. Die dag viel er helaas een V2 op de cinema met meer dan 500 doden tot gevolg, waaronder de 26-jarige medecomponist van vele succesliederen zoals … “Buffalo Bill”. Zie zijn grafmonument in Antwerpen

    Ga naar de reactie
    2013/01/09 at 12:54 am
  • Van Johan op Ik wou dat ik nog een ketje was

    Op een liedblad “Gezongen en verkocht door den welgekenden volkszanger GERMAIN” staat nog een andere variante op dit lied onder de titel: “Ik wou dat ik nog een kindje was”. Die tekst komt wonderwel overeen met de versie die Willy Lustenhouwer noteerde als “Toen ik nog klein was …”

    Toen ik was klein en in mijn wiegje lag
    Was ik de lieveling van onze straat
    Zij brachten mij soms een bezoek
    En noemden mij hunne lieven toetoe
    Ook alle meisjes hadden mij zoo lief
    Ze noemden mij hun kleine hartedief
    Zij kusten mij zoo zacht en teer
    Liefkoosden mij zoo heen en weer
    En kusten mij dan soms nog menig keer

    Refrein
    Maar dat ze dat nog moesten doen
    ‘k Zou der potverdikke wel mijn beste doen
    Dat ik nu nog maar eens kon
    Of den tijd die terug begon
    Daarom zeg ik u gewis
    Dat groot zijn niet altijd plezierig is
    Daarom zeg ik in mijn eigen ras
    ‘k Wilde dat ik nog een snotneus was

    enzovoort

    Ga naar de reactie
    2012/11/13 at 2:27 am
    • Van Johan op Ik wou dat ik nog een ketje was

      Op een liedblad van “Zangersgroep VENS-SAMYN”, “Karakter- en transformatiezangers van 1e rang” uit Meenen – ons toegestuurd door Roos Vercruysse uit Assebroek – vinden we ongeveer dezelfde tekst als bij volkszanger GERMAIN. Nochtans prijzen ze zichzelf aan op de laatste pagina van hun liedblad als uitvoerders van een “DEFTIG REPERTORIUM”.
      De laatste strofe luidt bij deze “deftige” artiesten als volgt:
      “Laatst was mama met papa op reis gegaan
      en ik die moest met de buurvrouw slapen gaan
      zij legde mij in haar zacht bedstee
      en ik zag losmaken haar korsee
      maar toen ze was van hare kleederen vrij
      nam ze mij dan zo stil aan hare zij
      ze zoende mij op mijne mond
      het scheen dat ze daar plezier in vond
      maar spijtig dat ik dan nog niets ’n kon.

      Ga naar de reactie
      2017/07/15 at 3:24 pm
  • Van Johan op Fleur de la mansarde

    Er is nog een lied met dezelfde melodie, geschreven circa 1900 door de Gentse cabaretier-toneelschrijver Henri Van Daele (1877-1957) met als titel “Georgetje” – 10 strofen over een fabriekmeisje dat beslist om geld bij te verdienen als “koketje”, lees: studentenhoertje, dat zich laat meesleuren door mooie praatjes en uiteindelijk berooid en verlaten achterblijft:

    Ik was een arme lieve meid
    en om mijn schoonheid erg gevleid,
    kortom, ’n lief pretje,
    ‘k Vond het fabriekwerk voor mij een schand,
    ik treurde om mijn lage stand
    en ‘k werd koketje

    Van Dale schreef enkele jaren later nog een andere tekst op dezelfde melodie, over “Het Continuemeisje” (die aan de “continue” doordraaiende weefmachines stonden – cfr. de bioscoopfilm “Daens”)

    Wij, spinsters van de vlasfabriek
    horen ons dikwijls door ’t publiek
    met recht beklagen
    en moest g’ons hier aan het werk zien,
    van vroeg tot laat aan het machien,
    ge zoudt het smaden.
    Den baas die pronkt gelijk ne god,
    hij die de schuld draagt van ons lot,
    hij doet ons buigen
    onder de arbeidswet zo snood,
    die ons naar geest en lichaam doodt,
    ik kan ’t getuigen.

    Wij spinsters van de vlasfabriek
    zijn dikwijls kreupel, bleek en ziek,
    we zijn maar slaven.
    Door den bedorven lucht belast
    en door den kanker aangetast
    en vroeg begraven.
    We krijgen nooit een blozend kind,
    zijn ziel is weg nog voor ’t bemint.
    En blijft het leven
    dan is het meestal niet voor lang,
    en d’arme moeder ziet het bang
    stillekens kreveren.

    Wij spinsters van de vlasfabriek,
    zo opgejaagd door ’t mekaniek
    doen handel bloeien.
    Wij zorgen voor de grote winst,
    toch zien w’ons bazen eensgezind
    ons loon besnoeien.
    Maar gij die staat al aan ons zij,
    gooit mee omver die tirrannij,
    helpt ons bevrijden.
    Blijft niet alleen in het verzet,
    verbreekt met ons die valse wet,
    we zullen strijden.

    En ook nog “Over de vrouwen”
    (liedblad in oorlogstijd van Kamiel Devadder)

    Dames en heren, luistert al
    naar ’t geen ik u nu zingen zal
    over de vrouwen,
    die hier en daar, ja, overal,
    zich gedragen als een schandaal,
    ’t zal hen eens rouwen.
    Zo zijn er meisjes, flink en schoon,
    maar die tot walgend spot en hoon
    het brandmerk dragen
    van oneer, schande en ontrouw,
    wier aangezicht zelfs dekt de rouw
    sinds enkele dagen.

    ‘k Vernam dat een vrouw die voorheen,
    Als braaf geboekt en deftig scheen,
    haar liet verleiden,
    Terwijl haar man op het slagveld,
    Misschien gesneuveld als een held,
    na vrees ‘lijk lijden.
    Ik ken een moeder laf en wreed,
    En die haar eigen kind besteedt,
    voor slechte zaken,
    Die met het geld waar schand’ aan kleeft,
    In genoegen en weelde leeft,
    en in vermaken.

    Iedereen spreekt er daag’lijks van,
    Hoe een moeder verlaten kan,
    haar lieve kleinen,
    Zonder generen, menigmaal,
    Te gaan zwieren in een danszaal,
    om ’t amuseren.
    Zo zijn er veel in onze stad,
    Z’hadden geen rok al aan hun gat,
    in vroeger dagen,
    Nu zijn ze fijntjes opgezet,
    Van’ s morgens vroeg al in toilet,
    om’te behagen.

    Om ’t volk een blinddoek aan te doen,
    Leuren er nu met fruit en groen,
    straat op, straat neder,
    Z’hebben hun echtgenoot misdaan,
    En vrezen hoe het zal vergaan,
    als hij komt weder.
    ’t Is niet gekend in ’t openbaar,
    Maar geen geheim is het voorwaar,
    van al die vrouwen,
    Want niet alleen van d’arme klas,
    Maar velen zelfs van ’t rijke ras,
    zijn waard bespouwen.

    Zo zijn er huizen dag en nacht,
    Waar eer en onschuld wordt verkracht,
    ja, zonder schamen,
    Waar baas of huisvrouw enkel streeft,
    En voor geen laagheid schrikt of beeft,
    om ’t geld te zamen.
    Wanneer de oorlog is gedaan,
    En dat de grote dag breekt aan,
    dat vrede kome,
    Herinnert u dat vrouwennest,
    dat onze bodem heeft verpest,
    En eer ontnomen.

    Ga naar de reactie
    2012/10/13 at 5:32 pm
  • Van Johan op Het bedelaarskind

    Met dezelfde melodie en onder dezelfde titel vinden we ook een ander ontroerend verhaal van een kind: de kostwinner zit in de gevangenis omdat hij het – als oudste werknemer – had aangedurfd “om beterschap te vragen” en hij werd als een oproerkraaier, een vijand van de staat, opgesloten.
    Hoe kan dat? “Artikel driehonderdtien” is de oorzaak.
    Dit verdient nadere uitleg.
    In de 19e eeuw bestond er voor werknemers geen “recht op staking”, integendeel: elke vorm van kritiek of opstandigheid werd genadeloos in de kiem gesmoord, desnoods met behulp van gewapende troepen.
    Pas in 1866 werd het verbod op “coalition” (samenscholing of het oprichten van verenigingen) ingetrokken. Zo konden er eindelijk georganiseerde vakbewegingen ontstaan, zodat de werknemers hun belangen tegenover de werkgevers konden verdedigen.
    Maar er kwam ook een nieuwe wet, de in het lied geciteerde “artikel 310”, die de verzetsmogelijkheden van de werknemers beperkte. Zo waren gewelddaden, beledigingen en bedreigingen strafbaar – begrijpelijk – maar ook simpele “samenscholingen in de nabijheid van fabrieken of verblijfplaatsen van de werkgevers”.
    Deze nieuwe wet liet ruimte te over voor interpretaties waarbij – zoals in het lied aangegeven – ook vreedzame kritiek tot willekeurige ontslagen én gevangenschap kon leiden: de uitleg van “monsieur le directeur” werd door gerecht en politie klakkeloos geloofd en de werkman bleef de pineut.

    Onderstaande tekst moet circa 1870 ontstaan zijn. Het wordt ondermeer geciteerd in het boek “Zo werd gezongen” (1995) van Alfons De Belie, die het 100 jaar na zijn ontstaan kon optekenen uit de mond van zijn moeder Mathilde Martens.

    Zeg kind, wat deed gij op de straat
    Men hoord’ u bitter klagen
    Het was reeds in den avond laat
    Dat gij nog stond te vragen
    Wel mijnheer lief hongersnood duurt lang (bis)
    Mijn vader zit in het gevang. (bis)

    Wat heeft uw vader dan misdaan
    Om te zijn opgesloten
    Is hij een dief, een moordenaar
    Een lage schurk of een barbaar
    Neen door zijn zwoegen dag en nacht (bis)
    Heeft hij zes kinderen groot gebracht. (bis)

    Maar de kracht hem dan begaf
    Werd het loon ras afgeslagen
    ’t Is dan dat hij het lijden zag
    Voor zijne oude dagen
    En werkstaking in het verschiet (bis)
    Bracht ons dan verder in ’t verdriet. (bis)

    Als oudste arbeider der fabriek
    Werd de plicht hem opgedragen
    Te protesteren voor heel de kliek
    Om beterschap te vragen
    En om zijn rechten en om zijn klacht (bis)
    Werd hij voor den rechter gebracht. (bis)

    Beschuldigd werd mijn vader dan
    Orde en werk te storen
    En door verraad van anderen dan
    Was gans de zaak verloren
    Omdat hij streed voor ons bestaan (bis)
    Werd vader naar ’t gevang gedaan. (bis)

    Dan kwam voor ons ellend’ en nood
    In deze winterdagen
    En ’t is daarom dat ik om brood
    Zoo laat nog stond te vragen
    En nu mijnheer ‘k laat u begaan (bis)
    Straf mij ook als ik heb misdaan. (bis)

    Wie is de schuld dat in ons land
    Zoovele mensen lijden
    En dan nog zitten in ’t gevang
    Om voor hun recht te strijden
    Wel mijnheer ge weet misschien (bis)
    Da’s artikel dreihonderdtien. (bis)

    Ga naar de reactie
    2012/10/12 at 6:07 pm

Copyright © 1967-2025 Wreed en Plezant Alle rechten voorbehouden.
Deze site is gemaakt met behulp van het Multi sub-thema, v2.2, bovenop
het bovenliggende thema Desk Mess Mirrored, v2.5, van BuyNowShop.com