De vlucht der Duitsers en der vrouwen met afgesneden haar
Leon Vanderplancke bezingt met enigszins ingehouden woede het onbetamelijk gedrag van enkele opportunistiche landgenoten tijdens de Groote Oorlog en de gevolgen daarvan toen de troepen van de Duitse Keizer waren gevlucht of gesneuveld.
Het thema kwam hier al meermaals aan bod want ook na WOII was het “populair”
De vlucht der Duitsers en der vrouwen met afgesneden haar
862 [A] Leon Vanderplancke [C] Walter Kollo
Vrienden, luistert naar ons lied,
wij gaan u verklaren
hoe wij met de Duitsers hier
ja hebben gevaren.
Zij eisten hier alles op,
ja tot zelfs de wolle,
al ons koper, nikkel, staal,
’t was verdomd geen lolle
1.2. De snelle keizer,
die verkenskop,
hij was van ijzer,
nu krijgt hij klop.
Die vuile klikke
met man en paard
is nu geen sjieke
goei’n tabak waard.
Wilde men om eten gaan,
al die markenpakkers,
ja gaan vluchten moest men dan
in huizen, in akkers.
Zonder geld in uwen zak
kreegt ge een pak slagen;
in de Pupils, in den bak,
voor vercheiden dagen.
En zovelen van ons volk
deden daarmee zaken.
Zouden wij dat deugnietsgoed
hunne nek niet kraken?
En de meisjes, gans verzot
op die Duitse pinnen,
ja, zij hielden daarmee krot
vol liefde en minne
3.4. Al was Lousberghe
een schandestraf,
die schone meisjes
hun haar moet af!
’t Zijn als de apen
met bloten kop,
laat ons maar zingen:
de schaar er op.
Velen, kregen hunne straf
van onze soldaten:
tot op ’t vel hun haren af,
en geen klacht kan baten.
Ieder die’t met Duitsers deed
zou men niet mogen sparen.
Elkeen zegt: ’t is wel besteed,
’t zal hun botten varen.
Partituur * De vlucht der Duitsers * | |
1. instrumentaal (met intro)
|
Bronnen: zangwijze:"Das war in Schöneberg, in Monat Mai" 1913, Berlijn Gezongen door Lisa Weise, Oskar Sabo, Marlène Dietrich Liedblad van Leon Vanderplancke (MUZ0528 pag. 81) Stoom-Drukkerij H. Van den Broeck-Jacobs, St. Janstraat, (Park) Aalst