Van Julia
De muziek lijkt op een militair staplied of een klaroenpartij en het moet gezien de inhoud feitelijk door een man gezongen worden, bijvoorbeeld een soldaat die zijn lief kwijt is aan een andere. De man in het lied is van beroep herder maar hij kan natuurlijk bezig zijn met zijn dienstplicht te vervullen, wat wel vaker tot het afspringen van liefdesbanden heeft geleid.
In oudere liederen zit de bedrogene in de kazerne of op een slagveld en deserteert desnoods om de ontrouwe geliefde en haar minnaar neer te sabelen. In dit lied blijft het bij ongeloof, treurnis, berusting: romantisch. Een beetje té eigenlijk, geen wonder dat het midden vorige eeuw in het liedjesschrift van een jongedame terechtkwam.
Van Julia
[A] onbekend [C] onbekend
Mijn Julia is mij ontnomen,
waar of zij is, ik zie haar niet meer.
Zij heeft mijn zinnen gans ontnomen,
zij is mijn Julia niet meer.
En ze heeft mij geheel verlaten,
ik leef in smart, ik leef in pijn
Kon zij een trouwe minnaar haten,
ach Julia hoe kan ’t toch zijn?
Hoe kan ’t toch zijn? Hoe kan ’t toch zijn? Hoe kan ’t toch zijn?
Mij dunkt, ik zie haar twee bruin ogen,
die lonkten mij zo vriendelijk aan.
Haar fraaie lipjes neergebogen,
haar krullend haar fijn opgedaan.
Haar schoon gezicht kon mij bekoren,
haar tanden als ivoor zo rein.
Mocht ik haar lieve stem eens horen,
ach Julia hoe kan ’t toch zijn?
Hoe kan ’t toch zijn? Hoe kan ’t toch zijn? Hoe kan ’t toch zijn?
Haar dansen kan elkeen bekoren,
haar min’lijkheid gaat bovenal.
De zanglust is haar ingeboren.
Haar stem, haar liefelijke taal,
Haar deugden en bevalligheden,
Al wat zij deed bekoorde mij.
Ik was met haar zo wel tevreden,
ach Julia kom toch bij mij.
Kom toch bij mij. Kom toch bij mij. Kom toch bij mij.
Ik zweer haar trouw met zoveel eden,
ik herderszoon, en zij godin.
Verhoorde zij haar minnaars bede,
ik noemde haar mijn engelin.
Ach Julia wilt mij ontfermen,
ik hoor haar aan, zij spreekt van mij.
Verlicht uw’s minnaars klacht en kerme,
ach Julia kom toch bij mij.
Kom toch bij mij. Kom toch bij mij. Kom toch bij mij.
Leef eenzaam, paar in vergenoegen,
mijn allerschoonste Julia,
en wil uw landje gaan beploegen
en leid de schaapjes in de wei.
Wil u tesaam(1) in d’echt vermaken,
want d’echtenstaat(2) die is zo goed.
Hij doet ons veel genoegen smaken,
Want d’echtenstaat die is zo goed.
Die is zo goed. Die is zo goed. Die is zo goed.
(1) tesaam met haar nieuwe aanbidder
(2) in de echt verbonden zijn, gehuwd dus.
Partituur * Van Julia * | |
1. Gezongen door Rosalie Van Duppen
|
|
2. instrumentaal
|
Bronnen: "HET VOLKSLIED in Kasterlee, Lichtaart, Tielen, Gierle, Turnhout en Oud-Turnhout", 1975, Herman Van Gorp, met bandopname (MUZ0903 lied nr. 2-30)