Madame Joniaux vergiftigde drie familieleden (1894)
Ik hoor rondom mij wel eens meewarige commentaren bij krantenartikels over moorden en rampen: dat “we daar vroeger toch nooit van gehoord hebben, van zulke vreselijke dingen” en sommigen voegen er dan meteen aan toe “dat dit niet te verwonderen is, nu met al die vreemdelingen“.
Daarom nog eens een gezellig lied over een driedubbele moord, zoals er in het marktzangersrepertoire wel degelijk tientallen aanwezig waren – Julien De Vuyst vulde er twee boeken mee -, en waar zoals gewoonlijk geen vreemdeling aan te pas kwam.
Ik laat graag Jan De Schuyter aan het woord die in zijn boek “Drij moorden voor vijf cens” (een verwijzing naar een veelzeggende verkoopsslogan op een blaadje met marktliederen) het lied over Madame Joniaux van achtergrondinformatie heeft voorzien.
1894. - Zaak Joniaux. Raymond de Ryckère, substituut van den procureur des Konings te Antwerpen, liet een merkwaardige studie over deze vergiftigingszaak verschijnen, die niet alleen heel België in opschudding bracht, maar zelfs weerslag in Europa vond. De psychologische ontleding van dit misdadig geval toont aan dat Marie Thérèse Ablay, gesproten uit een familie met adellijken klank en die verschillende hogere officieren telt, o.a. den vader van de criminele vrouw, die rang had van luitenant-generaal en vleugelofficier was van den Koning, handelde onder de stuwing van twee drijfveren : haar liefde voor haar echtgenoot Henri Joniaux, ingenieur gehecht aan den dienst van Bruggen en Wegen, en den hoogmoed van haar naam. Verdenkingen bestaan dat zij haar eersten echtgenoot, Frederik Faber, een bevoegd bibliofiel, die veel ouder was dan zij, met morphine vergiftigde om met Henri Joniaux in den echt te kunnen treden. Om de schulden te kunnen dekken van een luxueus leven vergiftigde zij achtereenvolgens, in een tijdsbestek van drie jaar, haar zuster Leonie, die te Brussel een armzalig bestaan sleet, nadat zij haar een levensverzekering ten bedrage van 70.000 fr. had laten nemen ; Jacques van den Kerckhove, oom van haar echtgenoot, die voor zeer rijk doorging en (daar hij jonkman was) op wiens erfenis zij aasde en haar broeder Alfred Ablay, die in armoede te Parijs vegeteerde en wiens leven zij voor 100.000 fr. liet verzekeren. Op een aanklacht, door de verzekeringsmaatschappij Gresham ingediend, werd een onderzoek geopend. Dit wees uit dat de aangeklaagde niet alleen een misdadigster was, maar dat zij zich buitendien schuldig maakte aan het zenden van naamloze brieven, het plegen van chantage, het achterhouden van geld, dat aan haar broeder Alfred toekwam, het verarmen van haar eigen dochter uit haar eerste echtverbintenis gesproten en aan bedrog aan de speeltafel. De akte van beschuldiging betichtte Marie Thérèse Ablay van drie gevallen van vergiftiging door middel van morphine. De zaak kwam op 7 Januari 1895 voor het hof van Assisen, voorgezeten door het raadslid bij het beroepshof van Brussel, Paul Holvoet. Op 3 Februari daaropvolgend, te twintig minuten voor 2 uur 's nachts, verklaarde de jury eenparig dat Mme Joniaux schuldig was aan de haar ten laste gelegde gevallen van vergiftiging. Op 5 Juni 1895 werd de giftmengster-van de celgevangenis van Antwerpen naar de gevangenis van Bergen overgebracht. Marie Thérèse Ablay was voortaan dood voor de samenleving. Corn. Janssens schreef volgend marktlied dat door hem en door Fr. Van Kets gezongen werd op de Wijze van Genoveva.
Die “wijze van Genoveva” stelde ons voor een probleem: er zijn massa’s liederen gepleegd over “de paltsgravin Genoveva van Brabant”, Hubert Boone heeft er in zijn boek “Traditionele Vlaamse Volksliederen en dansen” (Leuven, uitgeverij Peeters, 2003) zelfs 15 pagina’s aan gewijd, en al die liederen hebben een andere melodie…
En dan hoorden we een bandopname gemaakt door Herman Van Gorp circa 1975 waarop Lien en Emma Kennis uit Kasterlee het lied over Madame Jonniaux uit het hoofd zingen. Ik herkende meteen de melodie van “Ach God, ik ben in nood” die ook gebruikt werd voor “Ferdinand en Virginie” en voor “Hij moest soldaat gaan zijn“.
Cornelius Janssens (1841-1920) schreef dus de tekst van dit lied en ook Frans Van Kets (1862-1944) had het op zijn repertoire. Hoe ouder de liederen, hoe meer strofen, en dit lied van eind 19e eeuw heeft er dus 9 !
Uiteraard stonden de kranten er indertijd vol van, de tekst van Jan De Schuyter is er een samenvatting van. U kan er meer over lezen in De Denderbode van 22 april 1894, de Gazet van Antwerpen van 7 december 1894, de Volksstem van 12 april 1895 en andere.
Madame Joniaux
[A]Cornelis Jansssen (1841-1920) [C] trad. 19e eeuw
Ach God! hoe ijsselijk !
Hoe wreed! Hoe monsterlijk!
Moet toch een vrouw niet zijn,
die zo brengt in de pijn
haar eigene zuster en broeder daarbij
en ook haren oom, ten getalle van drij !
Vergiftigd, o wat smart !
Met een wreedaardig hart,
en een vervalst gemoed,
door zucht naar geld en goed.
Zij pleegde veel valsheid,
bedrog, oneerlijkheid.
Haar zin op pracht gesteld
leend’ zij gedurig geld,
om broeder of zuster te helpen, in schijn,
liet zij hun verzeek’ren, zo kwamen z’in pijn.
Op middagmaal of feest
verzocht z’hun, blij van geest,
en mengde met een drift
in hun drank wat vergif.
Is dat geen grote schand?
Zij gaf hun vriend’lijk d’hand,
toen zij werden ontsteld,
was’t rap met hun gebeld.
Na enige stonden dan waren z’een lijk.
Ziet toch eens hoe wreedaardig, hoe ijsselijk!
Liep dan naar den doktoor,
doch niemand wist een spoor
of oorzaak van hun dood;
Zij veinsd’ een droefheid groot.
Haar zuster Léonie
was ’t eerste schepsel, die
zij zo bracht in den nood,
hoe droef is zulke dood !
Daarna was het haar broeder Alfred Ablay,
die zo vond zijn einde, wat smarten en wee,
daarna haar eigen oom,
wat misbaar en wat schroom
baart dit ten allen kant,
door steden, dorp en land !
’t Gerucht zich snel verspreidt,
en op gestelden tijd
ontgroef men dan hun lijk
van alle drij gelijk.
De scheikundigen hebben’t gif dan ontdekt
in het lijk van Alfred. Wat gerucht dit verwekt.
’t Is ongeloofelijk;
een daad zo schandieijk,
mag wel geschandvlekt zijn,
door groot zoals door klein!
Men nam dan in arrest
dees vrouw, en het enkwest
werd ’t allen kant gedaan.
Die zo brengt in’t getraan,
een ganse familie; ja zelfs een g’heel land
tot voorbeeld van ieder, moest worden tot schand
gesteld op een schavot;
want zulk moordenaars rot
moet worden uitgeroeid !
Veracht en ook verfoeid !
Zij kwam voor’t “Cour d’Assise”
heel onbeschaamd, precies
lijk een onnozel lam.
Maar toen men’t al vernam
wat door de getuigen aldaar werd gezeid,
en tot hare schuld daar uiteen wordt geleid
dan schrikt ieder en beeft.
Die zulk slecht voorbeeld geeft,
die is, zo elk beweerdt,
het leven niet meer weerd !
Haar vonnis werd verwacht.
Om twee uur van den nacht
werd de uitspraak gedaan;
zij moet de dood doorstaan.
Zij zal moeten sterven, ’t zal een voorbeeld zijn
in de stad Antwerpen op een open plein.
Tot schand op een schavot,
ziet eens wat ijs’lijk lot!
Dit zal een voorbeeld zijn
Voor ieder in’t gemein !
Dees vrouw, zo slecht bedeeld,
stel ik hier tot voorbeeld
van elken dwazen mens
die stelt zijn zin en wens
op pracht en op ’t spel, zo het meermaals gebeurt
want dit wordt ten allen tijd afgekeurd
en leidt ons in’t verdriet,
lijk’t hier weer is geschied,
bij dees dame Joniaux:
Zend ze naar den Congo!
Partituur * Madame Joniaux * | |
1. instrumentaal
|
|
2. Lien en Emma Kennis, Kasterlee circa 1975
|