Henri en Helena
- uit “Geschiedenis van het Café-Chantant”, lied nr 201.
- Ook in liedjesschrift Eugène Koopman als “Leonie en Henri”, lied nr 142 met meer tekst.
- In “Zingende baren” (Jef Klausing) als lied 107 “Henri en Lilly”
Dit is een visserslied en zoals dit vaak het geval is worden de gevaren van het beroep beschreven en de moeilijkheid om een liefdesrelatie te onderhouden. Uiteraard werd er enkel een lied over gemaakt als er dramatische redenen voor waren.
Ook hier: het (beeldschone) meisje is ongerust als haar toekomstige weeral moet uitvaren. Hij heeft er alle vertrouwen in en probeert haar ongerustheid weg te kussen.
Maar ja … Pas steekt hij van wal of een storm breekt los en de boot vergaat. Hij kan zich redden maar het blijkt dertig jaar te duren eer hij weer thuis geraakt. En zij stond hem al die tijd toch wel op te wachten zeker? Elke dag was ze immers gaan kijken of haar vermiste verloofde nog niet was teruggekomen. Als dat geen echte liefde was!
In geen enkele van de bronnen wordt aangegeven wie de auteur of zelfs de uitvoerder van dit lied is geweest, maar Lustenhouwer heeft het blijkbaar wel horen zingen en de muziek laten uitschrijven ter publicatie.
Henri en Helena
nr 673 – auteurs onbekend
Op een zeek’ren dag kwam Henri
met zijn Lena hand in hand
gewandeld langs de duinen van het strand.
Nu dien Henri was een visser
die zijn boot in d’ haven lag
gereed om uit te zeilen nog dien dag
Maar die Lena was een meisje
schoon en blank zoals een beeld,
zeer mild door de natuur bedeeld.
Want zij had goudblonde haren
en een aangezicht heel rond,
zij was zo treurig op dienen stond.
Ja een zucht ontvloog haar lippen
en haar borst ging op en neer
terwijl zij met een stemme sprak zo teer
’t Afscheidsuur is nu gekomen,
op uw boot luidt reeds de bel.
Kom, kus mij, lieven Henri, en vaarwel.
Henri scheen opeens t’ ontwaken
uit een aangenamen droom
want vrolijk sprak hij: Lena toch waarom
moet gij treurig wezen?
Onze reis die duurt niet lang,
kom meisjelief, kom, wees maar niet bang.
Laat mij op uw lippen drukken
een kus van liefde en trouw
want na deze reis wordt gij mijne vrouw.
‘k Zal uw beeld in mijn hart dragen
en komt gij van uwen kant
mij dagelijks opwachten hier aan het strand.
Nu de echo uit de duinen
gaf den klank aan zoen en zucht
kort daarna vertrok Henri vlug.
Naar zijn boot was hij gelopen,
met zijn mast stak hij in zee
Lena bleef staan met haar hart vol wee.
Pas was Henri heen gevaren
of aan ’t luchtruim klaar en blauw
kon men een wolk ontwaren zwart en grauw.
Ja de wind werd huilend razend
en de baren woest en fel,
zijn boot verdween verbazend vlug en snel.
Ja ’t gekletter van de donder en de
regen zwart en grauw
kon Lena er niet toe brengen
om weer naar haar huis te keren
uren lang bleef zij daar staan
zij wou niet van haar Henri weggaan.
Gans dien nacht was het een woede,
ja een echte storm op zee,
de reis van Henri ging hem vast niet mee.
Gans zijn boot die werd ontredderd,
hij verging met muis en man
maar één bleef er nog over, slechts één man.
Dertig jaar zijn heen gevlogen,
dagelijks ziet men een vrouw
met ’t hoofd neergebogen gans in rouw
naar het strand gaan waar voorhenen
zij voor ’t laatst haar Henri zag
die niet meer was verschenen sinds dien dag.
Maar wat ziet z’opeens in d’haven?
’t Is een schip waarop een man
zijn zakdoek zwaait en zwaait zoveel hij kan.
Zij herkent hem, haren braven,
haren vriend, haar Henri weer
en snikkend zakt zij daar ter aarde neer.
Hij alleen was nog ontkomen
aan de schipbreuk van den boot,
wilden vonden hem, bijna dood,
leefde daar sinds dertig jaren
in een ver gelegen oord,
maar nooit vergat hij Lena noch zijn woord.
Partituur * Henri en Helena * | |
1. instrumentaal
|