0
Ons gemeen is niet gemeener dan eenig ander gemeen van Europa.
(uit “AANTEKENINGEN op het vierde deel van den SPIEGEL HISTORIAEL van JACOP VAN MAERLANT door J.H.Halbertsma”, Deventer, 1851)
Onze menschen, zoodra zij de pen in handen krijgen, zijn dadelijk zoo van boekenlucht doordrongen, dat zelfs alle proeven, welke zij nemen van een straatlied, er naar rieken. Ons gemeen zingt nog liever de vuilste en zinnelooste liedjes, die in zijne taal gesteld zijn, dan de oeconomische liedjes van jufvrouw Deken, of de volkszangen van dichter die en die, zoo zij maar den minsten zweem der boekentaal hebben. Ons gemeen is niet gemeener dan eenig ander gemeen van Europa. Meest heeft 't hier lezen en schrijven geleerd, wat in andere landen zoo het geval niet is. Laten onze dichters maar als Beranger grijpen in de levende, naive, geestige volkstaal, en hunne liedjes zullen spoediger, dan zij zelven denken, de walgelijke bordeelzangen van onze straten verdrongen hebben. Maar wie geslaagd is, dat is zeker onze Cats. Hij zat opgepropte vol van levenswijsheid, welke hij uit ondervinding en boeken beide had opgedaan; hare lessen nu heeft hij in tallooze versen, die hem afvloeiden als water, uitgegoten. Zijne gedichten, zij mogen zich dan eerder door weelderigheid en rijkdom van beelden, dan door vinding, pittigheid of verheffing onderscheiden; zij wisten toch van het oogenblik, dat zij uitkwamen, tot op den dag van heden, en dus langer dan twee eeuwen, door alle wisselingen des smaaks heen, de aandacht van alle standen te boeijen.
Gedigitaliseerd en online gepubliceerd door Google Books