De bedrogen Duivel
In het bundel “Achtste reeks Nieuwe Liedjes” van Antwerpenaar Andreas De Weerdt (1825-1893), geschreven en gepubliceerd circa 1880, vinden we het relaas van “De Bedrogen Duivel”, met vermelding van melodie.
De eeuwenoude sage van de gewone sterveling die de Duivel te slim af was werd al van in de 16e eeuw overal in de Lage Landen verteld. Meerdere componisten maakten er zelfs een opera-bewerking van, gebaseerd op de Duitse variant met “dokter Faust” in de hoofdrol.
In de eerder grappige versie van ADW (Andreas de Weerdt), naar eigen zeggen gebaseerd op een verhaal van Theodoor Van Ryswijck (1811-1849), slaagt de Duivel moeiteloos in de twee eerste onmogelijke opdrachten maar druipt hij af met de staart tussen de bokkepoten als hij de derde een laatste opdracht verneemt: 14 dagen samenleven met de echtgenote van Jan Piet. Die wint de weddenschap en mag zijn honderdduizend kronen behouden. En ook “zijn wijf”, aan de hel was hij dus toch niet helemaal ontsnapt…
ADW geeft niet 1 maar twee mogelijke melodieën op die passen bij zijn tekst. “Deezeke moest het weten”, dat verwijst naar een lied van tijdgenoot Karel Waeri, en “Nieuw Muziek van Alfons Janssens”, dat doelt op de bladmuziek uitgegeven door A.Janssens (1836-1915)
In dit geval is het toch de volksere melodie van “Deezeke”1 die we samen met de licht verminkte tekst een eeuw later nog terugvinden in liedschriftjes of bij oudere “zegspersonen”. De “Deezeke”-melodie werd ook gebruikt bij andere liederen waarnaar soms werd doorverwezen: “De wereld binnen 1000 jaar“, “Den Eiffeltoren”, “De hel”, “De nieuwe lasten”, “Pacificatie”, “De vaagmachien”, “De zeven hoofdzonden”. Dankzij Erik Demoen en zijn omvangrijke publicatie “Liederen der Industriële Revolutie” (deel 3) weten we hoe die melodie moet klinken.
In “Liederen en dansen uit de Kempen” plaatste Harry Franken een versie die hij in Meerveldhoven als “De verkochte ziel” had gehoord en die van ver nog een beetje lijkt op “Dezeke” maar waarbij ook de tekst al van bij de eerste zin begint af te wijken.
Oorspronkelijke tekst:
Dat werd in Meerveldhoven een kleine eeuw later:
De prestigieuze Meir werd dus de “markt” (uitgesproken de “merkt” of “met”, de verwarring is begrijpelijk voor een niet-Antwerpenaar)
Julien De Vuyst hoorde in Mere een versie zingen door Theofiel Van Keymolen die nog wat verder afdwaalde van het origineel en besprak die uitvoerig in oktober 1970 in “Mededelingen van de Heemkundige KRING Van Mere” (Jg. X Nr. 4 )
De door De Vuyst genoteerde melodie is in Mere in een andere richting ontspoord maar blijft verwant aan “Dezeke”.
Het lukt niet altijd om het origineel van liederen terug te vinden die een paar generaties later nog steeds her en der gekend zijn, hier wel, dus verkiezen wij dit origineel in zijn geheel hier op te nemen.
De bedrogen Duivel
Jan Piet die had zijn ziel verkocht
voor honderduizend kronen,
die hij van Satan had verzocht
om op de Meir te wonen.
Met zo een schoon madam
die hij tot huisvrouw nam.
En na de zeven jaren
zou Satan komen om zijn ziel
en er naar d’hel mee varen
zodra den tijd verviel,
zodra den tijd verviel.
Die Satan was de wreedste niet
maar wel een joviale;
hij had gezegd aan onzen Piet:
«Wanneer ik u kom halen,
dan geef ik u het recht
zo gauw als ge ’t mij zegt
dat ik moet doen drie toeren.
En als er één is van de drij
die ik niet uit kan voeren
dan laat ik u nog vrij,
dan laat ik u nog vrij.»
Dat was me goed. De vent die dee
zijn best om blij te leven.
Hij at en dronk, hij liep en ree;
plezant! Ja overdreven.
’t Was enkel met zijn wijf
dat hij kwam in gekijf,
maar dat was een dragonder!
Een kwaad serpent! Een slangevel,
dat er zo geen van onder
in ’t diepste zit van d’hel,
in’t diepste zit van d’hel.
Als nu de tijd verlopen was
en Satan af kwam zakken,
dan sprak de vent: «Ge moet eens ras
een brug daar neer gaan plakken.
Van hier tot op Sint-Jan
en rijdt daarover dan,
te peerd op nen expressen
en achter u zo gauw en zwak
ge trekt de brug op flessen
en steekt z’in uwe zak,
en steekt z’in uwe zak.
Dat’s d’eerste kunst die onze vent
den duivel deed verrichten.
De Satan deed het zo patent
lijk ik die ga te biechten.
Dan sprak de vent: «Ditmaal,
ga naar de kathedraal
en kleffert zonder handen
tot boven op de torentop,
en pakt met uwe tanden
en slok den toren op,
en slok den toren op.»
Den duivel deed dat ook al gauw,
maar hij moest knarsetanden,
al gaf hij ’t kruis een fellen knauw
’t lag op zijn maag te branden.
Toch riep hij tot den man:
«Ge ziet dat ik het kan!».
Ja, deze stond verslagen,
maar sprak: «G’hebt nu nog één bedrijf,
gaat er eens veertien dagen
nu leven met mijn wijf,
nu leven met mijn wijf!».
«Wat» riep de Satan, «met dat kruis!
Verdomd ik zou niet geren!
Ik ging nog liever bij den Pruis2
mijn eigen engageren.
Parbleu! Die duivelin,
die ken ik meer of min
en voor geen twintig Russen
woon ik een week met uwe bruid,
ge kunt mijn botten kussen!».
En Satan trok er uit!
En Satan trok er uit!
1Deezeke is het verkleuterde “Jezeke” of “Jezuske”
2Pruisen was in die tijd (circa 1870) de opkomende macht onder Bismarck en vocht met Frankrijk een oorlog uit. Pruisen won.
Partituur * De bedrogen Duivel * | |
1. instrumentaal
|