Dat zij dat nu nog moesten doen
Frans Jacobs (1888-1973) was een marktzanger die veel heeft samengewerkt met Tamboer. Hij schreef al zijn teksten zelf en vermeldde meestal op z’n liedbladen welke melodie hij geleend had.
Roger Hessel schreef er in 1988 een onuitgegeven1 boekje over en met zijn toestemming mogen we u dat via deze website aanbieden. Klik op de cover hiernaast afgebeeld en de PDF-versie verhuist naar uw computer.
Op pagina 46-47 van dit werkje neemt Roger Hessel het lied “Dat zij dat nu nog moesten doen” over en hij noteert dat de inspiratie hiervoor komt van ” ‘k Wou dat ik nog een kindje was”, een lied van “volkszanger Germain”, uitgebracht tussen de twee wereldoorlogen. Zelf denken we dat Germain het ook niet zelf heeft bedacht maar het in Brussel moet hebben gehoord, zie ons relaas over “Ik wou dat ik nog een ketje was“.
Interessant vinden wij in deze versie van Jacobs dat hij een heel andere melodie gebruikte en de tekst dus wel moest herschrijven. Hij koos voor “Yes, we have no bananas” (1922 – Frank Silver en Irving Cohn) dat in 1923 ook in Frankrijk een “hit” werd, ondermeer voor Les Wackadous, in de vertaling van Marc Hély als “Oui! nous n’avons pas de bananes”, en (veel later) voor Les Charlots. Bij Willy Derby werd het “Vandaag geen bananen”
Als u de jaartallen heeft bekeken zal het u niet verbazen dat het een “one-step fox-trot” is, in de volksmond een “Charleston”.
Als een beroemde Zweedse kok het zingt dan klinkt het zo:
Bij Frans Jacobs zijn het dus de mijmeringen van een jongeman die met weemoed terugdenkt aan zijn kleutertijd toen vanalles mocht wat bij volwassenen als onzedig en grensoverschrijdend gedrag wordt beschouwd.
Dat zij dat nu nog moesten doen
Toen ik in mijn wiegje lag,
‘k was nog bitter klein,
zo de lieveling van al,
wel wel hoe kost het zijn?
Zij noemden mij hartedief,
al de meisjes lief,
zwierden mij zo op en neer,
zoenden mij zacht en teer.
Refrein:
Maar dat zij dat
nu nog eens
moesten doen,
Jandorie
‘k zou mijn best
wel doen!
Dat mijn tijd
weer begon
of ik nu
nog maar kon.
Zie wat was
ik blij terstond.
Ja ik zeg daarom op heden gewis
dat groot zijn niet plezierig is
en ik
denk dan maar
altijd alras:
‘k wou da’k nog
een klein kindje was.
D’eerste broek kwam aan mijn lijf,
was dat een gekijf!
Mijn mama en mijn papa die
waren toch zoo kwaad.
Ik had er per ongemak
’t broekske vol gekakt.
‘k Moest sebiet gewassen zijn
door ’t kindermeisje fijn.
’t Zaterdags was het een grap
‘k moest er mee naar ’t bad
met ons meid zo heel tevree,
ja man, dat was kadee.
Zij nam mij op haren schoot,
van kleren ontbloot
waste zij ten allen kant
mij overal plezant.
‘k Heb nog niet vergeten ja
dat mijn ma en pa
eens waren op reis gegaan
en ik moest er voortaan
slapen bij ons keukenmeid,
wel, zij was verblijd.
Ze kittelde mijn lichaam rond
en kuste mijnen mond…
1 Het verscheen wel in 3 afleveringen in ” Het Beertje: Volkskundige almanak voor West-Vlaanderen”, 1992-1993
Partituur * Dat zij dat nu nog moesten doen * | |
1. instrumentaal
|