Het portret van mijn Charlotte
Op een liedblad gedrukt in Aarschot1 zien we dit:
De opgegeven wijze “L’amour… Suzon” is bij nader onderzoek een fanfare-mars geschreven door August Eenhaes (+ 1938) die van 1903 tot aan zijn dood dirigent-muzikant was bij de muziekmaatschappij “De Toonkunst” in Berg. De oorspronkelijke franse tekst is van Noël Desaux.
Wie de schalkse nederlandstalige versie schreef is niet duidelijk. Wel weten we dat het niet alleen in Aarschot door de familie Van Gestel werd gezongen, maar eveneens door Bertha Rusbach in Antwerpen (volgens Harry Franken in “Van Zingen en Speule – deel 12”) en door Theofiel Van Craenenbroeck in Brussel (volgens een liedblad zonder vermelding van zangwijze).
Wij hebben de oorspronkelijke partituur niet terug gevonden, maar Harry Franken blijkbaar wel en we zijn hem postuum dankbaar voor zijn ijverig speurwerk en zijn vele publicaties!
De zanger is wanhopig op zoek naar zijn geliefde Charlotte die er met een andere man vandoor is. Als hij haar beschrijft in het refrein begrijpt geen enkele toehoorder wat hij in dat lelijk vrouwmens ziet, maar dat is waarschijnlijk ook de grap!
1 Volgens Walther Van Riet in “Zo de ouden zongen” is de tekst geschreven door Sus Van Aarschot (uit Antwerpen) maar ik vermoed dat hij de auteur verwarde met de drukker (uit Aarschot) en zijn zegspersoon kende de laatste strofe niet.
Het portret van m’n Charlot
Het is toch waarlijk wreed
Hetgeen mij nu is overkomen,
Iets wat ik nooit vergeet
Ik doe niets dan er ‘s nachts van dromen
Ik had haar toch zo lief
Wij hadden elkaar trouw gezworen
Maar nu is mijn hartedief
Met enen anderen weggevlogen
Als gij haar somtijds niet kent
Hier volgt haar signalement
Refrein:
Grote oren, lange kin
Heeft zij die ik bemin
Platvoeten ossenknieën
Z’is raar om zien
Scheel ogen en vals haar
Ja ’t geen ik zing is waar
‘k Min ze toch zo vurig mijn Charlotte
‘k Wordt van haar nog stapelzot
Z’is mager als een graat
En heeft daarbij nog kromme benen
Ik zeg dit niet uit haat
Omdat ze van mij ging henen
Haar mondje lief en klein,
Gelijkt aan een bakkersoven
En haar tong zo fris en fijn
Die weegt vier pond zeer juist gewogen
Armen van drij meters lang
Zij trekt goed op een strijkplank
O! Wat verdriet, wat smart,
Wat had ik haar nu toch misdreven?
Het knaagt mij reeds aan ’t hart.
Dat zal ik vast niet overleven.
Als gij haar soms ontmoet
Wil mij waarschuwen beste lieden
Want ge kunt ze kennen goed
Door ’t portret dat’k u kom aanbieden.
‘k Vergeet nog dat z’ heeft ‘nen bult
Waaraan gij z’herkennen zult.
Partituur * Het portret van mijn Charlotte * | |
1. instrumentaal
|