0
Jef Klausing in “Vreugde en verdriet in het visserslied”
“Ik heb leren zingen thuis in de goede tijd toen er nog geen radio bestond en de Teevee nog niet uitgevonden was. De voois ofte melodie werd omzeggens van ‘mond tot mond’ overgeleverd: thuis, op het werk, op familie- of andere feesten, in café-chantants en op de markten. Dat is dan meteen ook de reden waarom die liedjes veel langer meegingen dan die van nu en men er meer plezier aan had.
De tekst moest van buiten geleerd worden, wie dit niet kon, had altijd gelegenheid een beroep te doen op de tekstbladen die verkocht werden of kon de tekst overschrijven uit schrijfboeken of kallepingskes, precies zoals we het deden met de smakelijker recepten in de tijd dat we achter prikkeldraad zaten en geen eten hadden.
Ik ben altijd een verzamelaar en een bijhouder geweest. Later, toen de bandopnemer er was, heb ik die gebruikt om mijn verzameling liederen op een vliegend blad of schrijfboek aan te vullen met “life”-opnamen van bekende en minder bekende figuren uit onze Vlaamse visserij.”
(Jef Klausing in “Vreugde en verdriet in het visserslied”, uitgave Heemkring Bachten De Kupe vzw, Nieuwpoort, 1970, pag. 3)