De Vlaamse werkman (Tamboer ca 1930)
Niet te verwarren met het gelijknamig lied uit de 19e eeuw dat we al eerder bespraken.
In deze versie van het lied is het Tamboer die het aloude gegeven nog eens vertaalt naar de crisisjaren circa 1930. Het lijkt een propagandalied voor de vakbond, maar we weten uit andere liederen van Tamboer dat het thema hem zelf nauw aan het hart ligt.
In het refrein distancieert hij zich wel duidelijk van het communistische discours. Hij stelt dat “een eerlijk stuk brood” gevraagd wordt aan de werkgevers en dat het niet de bedoeling is van de werkmannen om “den rijkdom te stelen”.
In de laatste strofe worden we er nog eens aan herinnerd dat in die tijd een bejaardentehuis in niets leek op de verzorgingsinstellingen en “service flats” van vandaag. Tamboer lijkt er ook van uit te gaan dat werkmannen zonder uitzondering in de hel terechtkomen, al deed hij dat misschien louter voor het rijm…
Het lied wordt gezongen op de melodie van “Riquita (J.L. Benech)” die sinds 1995 tot het “publiek domein” behoort en die Tamboer herhaaldelijk gebruikte.
Op het originele liedblad van Tamboer – of althans de versie die Roger Hessel afdrukte in zijn boek “Lionel Bauwens, de onvergetelijke Tamboer” – eindigt het refrein als volgt:
en door niemand te worden bespot.”
Het meer voor de hand liggende rijmwoord heeft hij ongetwijfeld gezongen maar omwille van de “nihil obstat” die hij nodig had van pastoor en burgemeester niet op papier durven zetten. Wij durven dat wel en veronderstellen dat we hiermee vandaag de dag noch de brandstapel noch steniging of onthoofding riskeren…
De Vlaamse Werkman
Menig werkmans’ harte treurt en heeft verdriet
want geluk heeft hij toch in zijn leven niet.
Hij moet zwoegen voor zijn brood,
ook al werkt hij, hij heeft nood.
Hij troost zich in zijn gezin met vrouw en kind
die hem voor zijn zure arbeid teer bemint.
Hij geeft aan zijn vrouw het loon
wijl hij zucht op droeven toon:
’t Werkmansleven is droevig op aard.
Wie heeft ons al dat lijden bewaard?
Wij verlangen geen geld en juwelen,
neen, wij willen den rijkdom niet stelen
maar wij vragen een eerlijk stuk brood
en door niemand te worden gekloot.
Winterdag, ge vindt op straat geen werk niet meer,
thuis lijdt moeder met haar kind’ren toch zo zeer,
zonder eten, zonder vuur,
en het weder is zo guur.
Op den dorpel staat een man, hij eist de pacht
en de vrouw doet bitter wenend haar beklag.
Wat deert mij uw grote nood,
ga dan werken voor uw brood!
Wordt gij oud en valt het werken u te zwaar,
uw patroon wordt uwe luiheid reeds gewaar.
Onbeschaamd dankt hij u af.
Is d’ellende wat te straf:
gij beneemt u ’t leven of gij zijt verplicht
weg te kwijnen in een ouderlinggesticht.
Daar wacht gij op ’t laatste uur
om dan te branden in het vuur.
Partituur * De Vlaamse werkman * | |
1. Riquita - Robert Risor (fragment)
|