Nieuwjaarswens aan den keizer
In 1913 schreef de Duitse componist Walter Kollo de operette “Wie einst im Mai” met daarin het spraakmakende liedje “Das war in Schöneberg, im Monat Mai”.
Het werd op plaat gezet door het duo M. Kuttner en L. Bernardo:
Het werd in de sixties nog eens opnieuw en traag gezongen en bekender gemaakt door Marlène Dietrich. Maar wij kennen de melodie allicht allemaal via ” ’t Vliegerke”, gezongen door Walter De Buck in 1971.
Marktzanger Viktor Bekaert1 maakte er tijdens de Eerste Wereldoorlog in de nieuwjaarsperiode een gedurfde tekst op, gericht aan de gehate keizer Wilhelm II van Duitsland, de man die met zijn leger ons land onder de voet had gelopen en wiens soldaten talloze wreedheden begingen. Of die tekst ook open en bloot op straat werd gezongen valt te betwijfelen. Misschien was het meer iets voor de soldaten in de loopgrachten, achter de IJzer.
Nieuwjaarswens aan den keizer
‘k Wens den keizer van Duitsland
een ongelukkig leven,
grote pijn in elken tand,
en een abces of zeven.
‘k Wens hem ’t ergste flerecijn2
op zijn armen en benen.
Reumaties mag er bij zijn
in zijn voeten, tenen.
Refrein:
Ik wens den keizer ook de keelkrop,
een zwaar stuk ijzer tegen zijn kop.
Ik wens hem zweren zijn lichaam vol
om z’in te smeren met vitriol.
‘k Wens hem ’t steen en het astma,
en ook de kertesmerte,3
tyfus en de cholera,
veel krampen aan zijn herte.
Het kwaad zeer4 en ook het zilt5
dat wens ik aan dien boze,
steken aan zijn hart en milt,
en ook de blenroze
Uit de grond al van mijn hart
wens ik hem nagelgaten,
eksterogen diep en hard,
en nog wat olievaten.
‘k Wens hem kloven, wintertenen6,
duizend ongemakken,
peerdeschurft en het bloedspeen
dat hij niet kan kakken.
Partituur * Nieuwjaarswens aan den keizer * | |
1. instrumentaal
|
—–
1 Volgens Roger Hessel in “De Filosofen van de Straat” was Victor Bekaert een marktzanger afkomstig van Roeselare, die om den brode uitweek naar Brussel via Gent.
2 Flerecijn = jicht, reuma
3 kerte = kerf
4 het kwaad zeer = Tinea, huidziekten
5 zilt = “het herpes humida , zijnde een kwaal, zeer of brand, bestaande in een ziltig vocht, dat uit het vel komt, vooral onder de neus en door zijn scherp- of ziltigheid rappen veroorzaakt”
6 wintertenen = Perniosis: gevoelige, ontstoken rode of paarse zwellingen die jeuken en waarbij soms blaren of zweren ontstaan.
3 Commentaren
Nog een (laatste)strofe:
k Wens hem ziekten zwaar en veel, tot zelfs de baardplage.
Veel poliepen in zijn keel, kanker aan zijn mage.
‘k Wens hem mee goedhertigheid ook de zwarte pokken.
En daarbij de melaatsheid, totdat hij valt in brokken.
Groeten,
Erik
NB. Wegens de zeer strenge censuur van de bezetter zal inderdaad geen van die markt- en volksliederen tijdens de oorlog in publiek gezongen zijn. Zelfs in ’t geniep was dat uiterst gevaarlijk. Alleen enkele liederen over ‘algemene’ miserie raakten door de censuur. Pas na het vertrek van de Duitsers, bij de bevrijding en de jaren nadien ‘barstte’ het repertoire van de marktzangers op straat in volle hevigheid los.
De vzw Notenkraker die zangkoren van Wuustwezel-Braken groepeert maakte zelf een soort musical over WOI onder de titel “De Laatste Brief”. Ze haalden heel wat inspiratie uit de website en de bewerkte partituren van Wreed & Plezant. Fragmenten zijn te vinden op YouTube
Mijn grootvader Achiel Vanneste (1895-1993), inwoner van Oostkamp (Moerbrugge), zong mij in 1975 de volgende tekst voor op een deel van de melodie van “Es war in Schöneberg” :
Toen dat wij in Oostkamp waren
speelden wij soldaatje.
Toen dat wij in Oostkamp waren
speelden wij soldaat.
Den Duitsen keizer kreeg van deez’ jaar
van an den IJzer voor zijn Nieuwjaar
een doze potjes en ook een prent
vul met piotjes die hij wel kent.
De eerste vier verzen worden gezongen op de beginmelodie (“‘k Ben nie al te zot van ’t spel, maar ‘k vange geiren musschen” uit ’t Vliegerke), de laatste vier op de refreinmelodie van “Es war in Schöneberg). Ook in de tekst van “Es war in Schöneberg” is sprake van soldaatje spelen : Und wenn’s schlechtes Wetter war, spielten wir Soldatchen (strofe 2). “Toen dat wij in Oostkamp waarn, speelden wij soldaatje” komt daar treffend goed mee overeen.