Grote stelen nog het meest
Een lied van het productieve duo uit Antwerpen: tekstschrijver Andreas De Weerdt (1828-1893) en zijn muziekuitgever Alphonse Janssens (1836-1915).
Ze kwamen al uitvoerig ter sprake bij andere liederen op deze site:
- Dat heet progrès
- Wie de schoen past
- La mode de Paris
- Met franse complimenten
- Als grootmoeder trouwde
- Ieder huisken heeft zijn kruisken
In dit lied probeert taalvirtuoos A. De Weerdt de toehoorders – het lied was ongetwijfeld bedoeld voor het café-chantant – voortdurend op het verkeerde been te zetten, want zijn refreintje is voor meerdere interpretaties vatbaar. Als je het woord “stelen” leest als het meervoud van “steel”, dan is er bijna niets aan de hand. Maar je kan het natuurlijk ook als een werkwoord lezen …
De Weerdt was van beroep douanier in de Antwerpse haven, over smokkelen in al zijn betekenissen en over diefstal wist hij dus wel een en ander. De tweede strofe gaat over “den dok” en geeft aan dat er daar regelmatig een controlestaaltje werd genomen van de vervoerde goederen om de kwaliteit te testen, maar dat die stalen nogal dikwijls redelijk groot uitvielen. Zelfs kinderen namen “staaltjes” van het suikergoed. De “meid” in de daaropvolgende strofe zou haar handeltje wel eens op die manier kunnen bevoorraden lezen we tussen de regels en in de laatste strofe schijnt hij te suggereren dat zijn teksten door andere schrijvers werden overgenomen zonder bronvermelding.
De tekst werd gepubliceerd in zijn “Vijfde reeks nieuwe liedjes”, 1870, drukkerij J. Jorssen, Hochtsetters straat 21, Antwerpen. Als titel wordt daar “Kleine en groote stelen…” vermeld en als zangwijze “Le Dieu des bonnes gens” of “op nieuw muziek van Alfons Janssens”
Die melodie uit een muzikaal toneelstuk werd door de franse satirische zanger P.J. de Béranger gebruikt en daardoor nog in tal van andere liederen op het einde van de 19e eeuw, ondermeer door Napoleon Destanberg (“Ga, boekje lief”), door De Weerdt zelf (“Dat weet de goede God”) en in liederen van vergeten (bedel)zangers (“Een aelmoes”, “Aen kunst en nijverheid”, “De droom van enen kleermaker”, “Vergeet den arme niet”, “Het stemrecht voor elkeen”) maar klinkt wel heel gedateerd… De alternatieve melodie, verzonnen door uitgever Janssens, klinkt daarentegen nog redelijk bruikbaar en hebben we dan ook zelf weerhouden voor dit lied.
Grote stelen nog het meest …
Zo wel bij ons als in de Nederlanden,
g’hebt winkels die in pijp en toebak doen.
‘k Hoop dat z’er mij niet zullen voor verbranden,
zo ik daarop een beetje geef katoen.
Het uithangbord van Jantje Vanderkelen
mag men bij ons ook zetten onbevreesd.
G’hebt pijpen hier, met klein’ en grote stelen,
maar grote stelen, grote stelen nog het meest.
Maar grote stelen, grote stelen nog het meest.
‘k Heb aan den dok van alles al zien lossen
en daar geraakt niet weinig van opzij,
tot vellen toe van koeien en van ossen,
g’hebt overal de stalentrekkers bij.
Een natiebaas roept honderdmaal: “Ga spelen!”
tot ’t klein gespuis dat aan de suiker feest,
en peutert ook, met klein’ en grote stelen,
maar grote stelen, grote stelen nog het meest.
Maar grote stelen, grote stelen nog het meest.
Ik weet een meid, die doet in mastetoppen,
in zeep en zand, in peper en azijn,
in seef en kwak, in garen, lint en knoppen
en z’is gekleed als een gravin zo fijn!
Maar zij doet ook in deksels en in schelen,
in pot en pan, in afval van de beest,
en bezems ook met klein’ en grote stelen,
maar grote stelen, grote stelen nog het meest.
Maar grote stelen, grote stelen nog het meest.
Daar is nen heer, een schrijver van koepletten,
die ook bij tijd een drama knoopt aaneen
en die er stout zijn naamke durft op zetten
op ’t geen hij van een ander nam te leen!
Zo zijn er ook die ’t Vlaams niet kunnen velen
maar pronken toch in ’t Frans met Vlaamse geest.
Hun pennen zijn met klein’ en grote stelen,
maar grote stelen, grote stelen nog het meest.
Maar grote stelen, grote stelen nog het meest.
Partituur * Grote stelen nog het meest * | |
1. instrumentaal
|
Twee strofen van het origineel hebben we laten vallen in onze partituur:
3 Commentaren
grote stelen en kleine stelen, grote stelen het meest, maar volgens de heren van het stadhuis, is dat van die grote stelen een abuis
Dit was een reclamebord in Amsterdam rond de jaren 1920-1930 van een koopman in rabarberstelen.
Grappig: dezelfde woordspeling als in het lied.
Mijn moeder vertelde vaak dat een groenteman in Amsterdam centrum in de genoemde jaren een kar met deze reclame voor zijn winkel had staan, alleen weet ik niet wat voor stelen, raapstelen of rabarber, hij bedoelde, de foto is bij het overlijden van mijn moeder verdwenen, ik vind deze ook niet op internet