Albert tegen Guillaume
Een onbekende tekstschrijver beschouwt zichzelf blijkbaar als intimus van koningen en keizers, want “Albert” in de titel is koning Albert I en “Guillaume” is zijn neef keizer Wilhelm II van Duitsland die door België naar Frankrijk wou oprukken, er op vertrouwende dat de familiale banden voldoende waren om de Belgische koning rond zijn vinger te draaien. Het gaat inderdaad nog maar eens over Wereldoorlog 1. Het lied is de zogenaamde dialoog tussen de twee vorsten in verband met de geplande doortocht van het Duitse leger.
De vermelde melodie is “Maitre Corbeau”, beter gekend als “Sur l’air du tralala”, en dat is afgeleid van een soldatenlied uit 1693, lees het relaas hierover bij het lied van Vader Adam.
De tekst komt grotendeels uit het boek “Het Aalsters volksleven – 1 – Het Markt- en Straatlied 1860-1950”, samengesteld door Jos Ghysens, als lied nr. 87
Albert tegen Guillaume
Op zeek’ren dag toen zei de keizer met een air
zonder veel komplimenten aan Koning Albert:
” ‘k Moet passeren uw land, en houd u maar heel wijs,
het is den kortsten weg om te gaan naar Parijs.”
Albert zei: “Dat draag ‘k mij niet aan,
ik laat u door mijn land niet gaan.
Passeer, passeer, maar past op ons verweer,
want de Belgskes die staan kleer.”
Vol coleire zei de keizer toen: “Wel, gij kapoen.
Als gij dat refuseert zal ik den oorlog doen.
‘k Heb geld, ik heb canons, ‘k zal al doen wat ik kan,
‘k heb veel soldaten en ik zie op gene man.
In Luik gekomen maakten de duitsers ambras.
Ze dachten dat daarmee alles gewonnen was.
De keizer zei aan Bèr: “Ziet wat er arriveert
Zij nu niet meer zo koppig, ik ben gepresseert.
De keizer die zond duizenden soldaten af
omdat onzen koning hem toch niet overgaf.
Zij kwamen rond Anvers, hij had ze niet gespaard.
“Geeft u over” zei Lomme “of ik maak mij kwaad.”
Antwerpen werd bezet al na een korten tijd
Maar slimmen Albert die was weg zonder lawijt.
De keizer dezen keer maakte hem razend kwaad
Hij zond er terug soldaten maar het was te laat.
Dat is nu tien maanden dat ginds onzen Albert
met al zijn soldaten staat achter den Yzer.
De keizer, razend kwaad, blijft voor den Yzer staan;
hij roept gelijk ne zot: “Laat mij naar Calais gaan.”
Albert die zei aan Lomme: “wel, doe gij maar voort,
met alles wat gij wilt, gij geraakt hier niet door.
Gij moest u schamen van ons zoveel kwaad te doen
Ik had dat niet gepeinst van u, gij se Kapoen.”
” ’t Is waar” zei Lomme, ” ‘k avoeeer,
ik ben de grootste moordeneer,
‘k ga van hier weder terug naar mijn land
en ik maak mij daar van kant.”
Partituur * Albert tegen Guillaume * | |
1. instrumentaal
|