Scharesliep
We brachten eerder al een lied over een scharenslijper en uitvoerige toelichtingen bij het beroep; ook deze keer is het niet verboden op zoek te gaan naar een dubbele bodem in de liedtekst. De slotzin van het refrein is hilarisch bedoeld: “Ik was maar zestien jaar als ik al met de schaartjes liep” is onmogelijk zo uit te spreken dat de toehoorder niet “als ik al met de schaartjes sliep” zou horen. Maar op het liedblad leek het allemaal keurig en net en geraakte het werkje voorbij de censuurcommissie.
Dat het hier een (zeer) oud lied betreft weten we niet alleen omdat het beroep in kwestie al lang verwezen is naar de folklore, maar ook uit de derde strofe waarin onze flirtgrage vakman het heeft over een “oud wijf van zestig jaar”…
De gebruikte melodie zal u ongetwijfeld doen denken aan het straatliedje “Hoeperdepoep zat op de stoep” of aan ” ’t Is te zien aan ons machine”
Scharesliep
Zeg vrienden en geacht publiek,
ik zal u iets gaan zingen.
‘k Heb nu een aardig mekaniek,
het speelt zonder muziek.
Ik was maar nauw’lijks zestien jaar
toen ik dat kwam te erven.
‘k Kreeg dat machien van mijnen vaar
en ‘k reis er mee hier en daar.
Wel vrienden gewis zie hier nu wat het is:
Refrein:
Scharesliep, scharesliep!
Ik was maar zestien jaren,
ik vreesde geen gevaren.
Scharesliep, scharesliep!
Ik was maar zestien jaar
als ik al met de schaartjes liep
.
Den eersten dag met veel beslag
zat ik verheugd te slijpen.
Daar kwam een meisje lief en zacht,
‘k had haar al in ’t gedacht.
Zij gaf mij dan haar schaar in d’hand
en sprak: “Mijn lieve jongen,
ik weet dat gij slijpt zoo galant”
En ik sprak tot haar charmant:
“Voor zulk een lieve meid
slijp ik toch zoo verblijd.”
Ook een oud wijf van zestig jaar
met een paar scheve benen,
ja gans verrimpeld van heur haar,
die toonde mij haar schaar.
Ik zag ze aan, gans miskontent,
het was één uit oud ijzer.
Ik gaf die schare rap en vlug
aan dat oude slot terug
en ik riep dan zeer fijn:
“Ze kan niet meer geslepen zijn.”
Een bende vrouwtjes, sapperloot,
kwamen naar mij gelopen.
Ze toonden mij hun schaartje fijn,
riepen: “Slijp eerst de mijn.”
Zij sprongen allen rond mijn wiel,
begonnen dan te kijven.
Ik riep al met een kwaden zucht:
“Keert allen nog wat terug.”
En ik riep hun weleer:
“Ik slijp maar eentje in een keer.”
Partituur * Scharesliep * | |
1. instrumentaal
|