De Mecanicien
En we blijven rondtoeren in de Brusselse café-chantants!
Hier is Mathieu Dekemper weer met een “aangebrand” liedje voor de late uurtjes. Subtiliteit is er bij Dekemper zelden te vinden, we legden eerder al uit dat de man geen academische vorming heeft genoten, net zomin als zijn collega’s-komieken overigens.
Hij klasseert het zelf als een “komiek” lied, zo weten we dat het bedoeld is om mee te lachen… Het lied is in de “ik”-vorm, dus de zanger moet in dit geval op het toneel verschijnen uitgedost als “mécanicien”, eentje die werkt voor een fabrikant van naaimachines, “Singer” bijvoorbeeld.
Hij werd – volgens het lied – te hulp geroepen door een jongedame wiens naaimachine begon te haperen. De welwillende technicus legde uit dat zo’n machine regelmatig moest geölied worden en dat ze er geen te dikke naalden mocht in steken. En als laatste goede raad vertelde hij zijn belevenissen bij een oude kleermaker wiens gerief ook kuren vertoonde. In het slotrefrein legt hij uit dat diens machien niet meer te repareren was omdat het te oud was geworden en slecht onderhouden…
We vonden het lied ook in het soldatenschriftje van Victor Clerinx, die meerdere liederen van Dekemper overschreef tijdens zijn legerdienst 1932-1933.
De Mecanicien
“Ik ben gezonden van de Compagnie
Is dat hier da’k moet zijn bij juf Marie?”
“Ha, ’t is de mecanicien, ‘k ben blij,
Kom boven mijnheer het is bij mij.
Ik weet niet wat er scheelt aan mijn machien
Dat is al vier vijf dagen dat ik zien,
Da’k niet en doen als valse steken
En zo dikwijls mijn garen breken.”
“Ik zal gaan zien mijn lieve klein,
Wat er aan uw machien mag zijn.”
Wel, uw machien, voor te beginnen,
Dat werk heeft te lang stil gestaan.
Gij moet veel olie doen van binnen,
Het is te droog, ge moet verstaan
Als g’uw machien wilt doen marcheren,
Doet er dan eerst wat olie aan,
Ja, waar de naald moet passeren,
Ze zal zij dan niet meer krom gaan.
Juffrouw, al ’t geen ik zeg is voor uw goed,
Als gij er op tijd geen olie aan doet
Dan zal uw machien, mijn lieve klein,
Op een korte tijd versleten zijn.
Als gij geen olie hebt, dan neemt ge vet,
En past op als g’een ander naald in zet,
Want ge zijt beter af om te stikken
Met een dunne als met een dikke,
Want als zij te dik is vriendin,
Kan zij dikwijls ’t machien niet in.
Wel, uw machien …
Juffrouw, het laatst over een week of drij
Kwam er nen ouden kleermaker bij mij.
Ik moest bij hem thuis gaan om te zien
Wat er mocht schelen aan zijn machien.
“Mijnheer, ik kon stikken, dat was plezier”
zei hij mij, “op nen dag ne keer of vier,
en nu wil het niet meer marcheren
en mijn vrouw die staat te reclameren,
slag op slag als mijn machien draait,”
zei hij, “vliegt er mijn naald eruit.(1)”
Maar zijn machien, voor te beginnen,
Had in den tijd teveel gegaan.
‘k Zag dat zijnen ressor vanbinnen
versleten was, ge moet verstaan
dat ik dat niet kon remplaceren
want daar zijn daar geen vijzen aan;
of ik kon dat niet recht souderen,
’t machien was ’t oud, kon niet meer gaan.
(1) Deze “gebroken rijmen” wijzen erop dat de zanger dit lied in het Brusselse dialect zong want dan rijmt “draait” (droht) met “eruit” (eroht)>.
Partituur * De Mecanicien * | |
1. instrumentaal
|