Soldatenliefde (“Antoinette is een jonge deerne”)
Het lied “Les gars de la Marine” van Jean Boyer uit de film “Le Capitaine Craddock” was een franse remake van het door Heymann geschreven “Das ist die Liebe der Matrosen” voor de film “Bomben auf Monte Carlo” (1931).
Er wordt beweerd dat die “Capitaine Craddock” striptekenaar Hergé op het idee bracht om zijn kapitein “Haddock” te noemen. In het eerste verhaal waarin Haddock meespeelt (“De krab met de gulden scharen”) begint de bezopen kapitein op pagina 42 immers een stukje van “Les gars de la Marine” te zingen. Maar “Haddock” lijkt tegelijk verdacht veel op het klassiek-latijnse “ad hoc” en is ook de franse benaming van een gerookte schelvis: Hergé amuseerde zich in alle kuifjesstrips met woordgrapjes…
Een anonieme1 marktzanger uit Sint-Amandsberg bedacht een andere liedjestekst die niets meer te maken heeft met het filmverhaal.
In dit lied gaat het dus over een jonge verliefde snaak. Zijn geliefde Antoinette is “een flinke meid” en in de 2e strofe blijkt ze dat ook letterlijk te zijn: zij dient bij een “madame” die niet thuis is, zodat ze haar vrijer uitnodigt om naar haar werkplek te komen en er een flesje wijn te “kraken”. In de laatste strofe gaat het stelen nog wat verder en moeten de “fijne cigaren” eraan geloven. Ze vergoelijken hun gedrag met de bedenking dat de madame baadt in overvloed want cigaren zijn er “in getal”. Drogredenen, niet goed te praten, ook niet als we weten dat dienstmeiden behalve kost en inwoon niks verdienden aan hun hard labeur…
1 de vermelde uitgever zou wel eens Aloïs Van Peteghem kunnen zijn, zelf een ijverig liedjeszanger en meer dan waarschijnlijk de auteur van de tekst.
Antoinette is een jonge deerne,
’t is oprecht een flinke meid
en zij heeft nog nooit gevrijd,
ik zie mijn Antoinetje geerne
’t is een meisje die mij past ik hou haar vast.
En zij heeft er twee malse kaken
daarop ne zoen kan mij voldoen,
‘k zou ze niet geren kwijt geraken,
ja, ik blijf ze voort trouw,
Antoinetje wordt mijn vrouw
Ik ben waarlijk verzot
op Antoinetje sprot
het meisje is geen kemel
en ook geen hottentot,
en ook geen hottentot.
Zij is zeer lief en snel,
een beetje bruin van vel,
ja, ik ben in den hemel,
dat meisje is van tel,
dat meisje is van tel.
Zij is zeer braaf en goed,
‘k min haar met liefdegloed,
ik sta in haren zin
want zij toont mij wedermin.
Ik geef haar soms nen toes
want ‘k mag een potje breken
en dan hou ik me koes,
ze zegt: “Wel m’n lieve Jan,
jawel mijn lieve Jan,
kom, profiteert er van,
en doet geen kalverstreken,
maar trekt goed uwe plan,
kom des avonds rond acht uur,
ja, ‘s avonds rond acht uur,
ge klopt al op de muur,
Madam is dan niet thuis,
dan kraken wij een fles
en drinken ze lustig uit.
En dan op één twee drei
geeft ze dan ook aan mij
een paar fijne cigaren,
die leg ik dan op zij,
die leg ik dan op zij.
Het meisje zegt vooral,
dat is toch geen diefstal,
ik zal ze voor u sparen,
daar zijn er in getal,
daar zijn er in getal.
Ge zijt nen goeden bloed,
daarom doe ik u goed,
ja, zo trekt zij haar plan
en ik profiteer er van.
Partituur * Soldatenliefde * | |
1. instrumentaal
|