Aftelrijmpjes en spelliedjes in The Fifties
Toen ik nog een kleutertje was speelde en zong ik op school dikwijls mee met de meisjes. Dat kon ook moeilijk anders, want de kleuterschool was verbonden aan de Vrije Meisjesschool die streng maar rechtvaardig werd geleid door de plaatselijke nonnetjes van het Sint-Jozefklooster (de nonnen van Sint-Jozef waren al in 1948 vertrokken en tot 1967 namen de zusters van Vincentius a Paolo uit Opwijk hun taken over) Bovendien zat mijn jongste tante in het eerste leerjaar toen ik aan de kleuterschool begon en er was maar 1 speelplaats voor alle klassen samen, dus zochten we zeker in het begin het gezelschap op van bekende gezichten.
Mijn grootouders noemden de kleuterschool oneerbiedig “de kakschool”, wat ons iets leert over de kwaliteit van het onderwijs op het eind van de 19e eeuw, toen zij nog kleuters waren. De Gemeentelijke Lagere School (van Leefdaal) was er enkel voor jongens, achter het Gemeentehuis, ver verwijderd van de meisjes . De mannelijke jeugd kon er het 1e tot en met het 8e (!) studiejaar volgen.
We waren als kleuter dus al vlug vertrouwd met touwtje springen, zakdoek leggen, hinkelen en aanverwante, en we leerden talloze liedjes en aftelrijmpjes kennen die allicht al generaties lang mondeling waren overgeleverd. De meeste daarvan konden we meteen uit het hoofd aframmelen na ze één, hooguit twee keer gehoord te hebben – iets wat ons nu weken kost… – en we kennen ze nog steeds!
Soms waren daar ook spelliedjes bij die duidelijk uit een andere taal stamden, of er stukken van overnamen, meestal het Frans. Zo bijvoorbeeld het bal-spelletje met het volgende liedje:
De routine ging als volgt:
1 kind stond voor de groep met een bal in de hand, draaide zich met de rug naar hen en gooide de bal achterover naar de groep.
1 kind uit die groep verstopte de bal achter de rug, alle andere kinderen hielden ook de (lege) handen achter de rug en ze zongen vervolgens samen het liedje, waarna het kind vooraan bij het horen van “Draai u om, dan weet ge ’t al” moest proberen te raden wie de bal in zijn of haar bezit had, hierbij de pokerface van de tegenstanders bestuderend.
De échte kinderliedjes of aftelrijmpjes hadden ook altijd van die eigenaardige gedachtensprongen…
Aftelrijmpjes begonnen trouwens steevast met het magische “pot pot pot” en het hele protocol werd dan ook “afpotten” genoemd.
Een typisch voorbeeld:
Mijn vader kapt een boom in twee,
in die boom daar zat een ei,
in dat ei daar stak een brief
waarop geschreven stond: “Wie is uw lief?”
Het aangetikte slachtoffer moest dan blozend een naam opgeven, waarna de ondervraging verder ging:
Hebt gij ze al gekust? (Ja /nee)
… en al naargelang de inspiratie van het moment kwamen daar nog wat vragen bij die niets ter zake deden maar het slachtoffer wel in verlegenheid brachten, totdat uiteindelijk het aftellen stopte met “dan zijt gij af”, waardoor er dus effectief iemand uit de kring “afgepot” was.
Ik heb me ook altijd afgevraagd wat de originele tekst was van volgend gehavend spellied – ik geef u de tekst zoals wij het hoorden en nazongen.
j’aime que j’aime, né par ici, l’amour extrême, alla voici.
Si la voici la voici la la, trala lala liere,
si la voici la voici la la, trala lala la.
De zingende kinderen stonden hand in hand in een kring (of ze stapten zingend rond, weet ik niet meer), terwijl er ééntje in het midden stond. Bij de woorden “alla voici” moest er uit de kring een “geliefde” gekozen worden, zodat op de melodie van “Si la voici la voici lala” enzovoort een soort van polka kon gedanst worden door het koppeltje, waarna de uitverkorene alleen in het midden bleef staan en op zijn/haar beurt weer een andere partner kon kiezen, enzovoort.
De melodie ging als volgt:
Net zoals in de liedjesschriften van de volwassenen 30 jaar eerder – toen de meesten hoogstens de Lagere School hadden afgemaakt – zit de tekst dus vol met onbegrepen Franse zinswendingen, die dan fonetisch werden nagezongen zo goed en zo kwaad als het kon, en bij elke generatie ging er steeds meer van de oorspronkelijke betekenis verloren. We hebben nooit geweten waar dit lied vandaan kwam maar dankzij het Internet is het allemaal iets makkelijker om zo’n dingen op te zoeken.
De originele (?) tekst hebben we inmiddels dus teruggevonden.
J’ai rencontré au milieu des bois
Celle que j’aime n’est pas ici
L’amour extrême Ah! la voici
Ah! La voici, la voici, la voilà
Celle que mon coeur aime
Ah! La voici, la voici, la voilà
Celle que mon coeur aimera
Ne la laissez pas passer
Sans lui faire un doux baiser
Mets tes pieds dans la purée
Ça fera un bon dîner, pour bébé.
al wie er van drinkt stinkt!
juffer mammezelleke heeft er op getrapt
oei, zei dat ratteke,
een stukske van mijn gatteke,
pief poef paf en gij zijt af.
10 Commentaren
Ik ken het piano aftelrijm als:
Onder de piano staat een pint.
Al wie daar van drinkt die stinkt.
En daar zit een stinker bij,
en die stinker die ben jij!
Ik leerde dit in een school in Helmet (Schaarbeek)
Dans un bocage
rempli de feuillage
J’ai recontré au milieu des bois,
Celle que j’aime n’est pas ici.
L’amour extrême,
ah, la voici.
Ah, la voici, la voici, la voilà,
Celle que mon coeur aime.
Ah, la voici, la voici, la voilà,
Celle que mon coeur aimera.
Vanaf “Ah, la voici, la voici, la voilà, …
ging het tempo 2 x vlugger.
Ik probeer het nog eens uit te schrijven.
Een Leefdaals kinderrijmpje:
Loop, loop, loop den Bril (de gardeville) es daar,
den Bril es daar, den Bril es daar.
Loop, loop, loop den Bril (de gardeville) es daar,
den Bril es daar
Ziet em daar es lopen, met zijn krumme poten.
Naar aanleiding van een rooftocht van enkele bengels in de appelboom kort aan ’t jongensschool, afgestraft door meester “Bril”.
Over “den Bril” hebben we ook een lied gemaakt & gepubliceerd…
Liedje om af te potten:
Kauwgomballen
Kauwgomballen
Welke kleur kies je?
(Voorbeeld: appelblauwzeegroen a-p-p-e-b-l-a-u-w-z-e-e-g-r-o-e-n)
Degene met de laatste letter is af.
Ik ken er ook een paar:
onder de tafel lag een wafel wie ervan eet die laat een scheet.
In een camionetje lag een sigaretje
stak het in z’n mondje, t’lag een kakastrontje
Versje, te spelen met de vingers, waarbij elke vinger een naam krijgt Duimeling heef een os gekocht.
Vingerling heeft hem thuis gebrocht.
Langeman heeft hem gestoken.
Fikfak heeft de worsten gemokt.
Klein Pinkske heeft alles opgegeten .
Spelletje op rijm. Ouders met kinderen plaatsen hun duimen boven mekaar op het ritme van het rijmpje. Nadien handen en tanden verbergen of een doef krijgen.
Olleke bolleke rebesolleke
Olleke bolleke knol
Al wie handen of tanden laat zien Krijgt tien doefen en een knip.
Jan Slip!
Liedje om te zingen met een peuter op je knieën die men laat op en neer wippen op het ritme van het liedje:
En we rijden naar Sint-Job op nen ezel, op nen ezel.
En we rijden naar Sint-Job op nen ezel zonder kop.
En we rijden nu naar Luik, op nen ezel, op nen ezel,
En we rijden nu naar Luik, op nen ezel zonder buik.
De melodie van “rijden naar Sint-Job” vinden we ook bijna identiek terug in het franse kinderliedje “Savez-vous planter les choux ?”
Er zijn nog tekstvarianten, bv. “En zo rijden wij te paard op nen ezel zonder staart”
Volgens het boek “Arm Vlaanderen Zingt” (Dirk Wilmars, Antwerpen, 1975) was Sint-Job de “beroemdste en meest gevierde heilige” in het Antwerpse. De St Jobskapel bevond zich in Dambrugge dat in 1871 met Antwerpen “fusioneerde”. Naar die kapel, oorspronkelijk voor melaatsen bedoeld, werd de 10e mei een begankenis georganiseerd die 10 dagen duurde. Ik citeer: “De genotzoekers, en dat waren ze allemaal, hadden heel het jaar naar het feest van St Job uitgekeken, omdat dan de grenzen van het toelaatbare verder lagen dan in om het even welke parochie.” Naar St Job rijden was dus helemaal niet zo onschuldig als wij zouden denken.
Volgens Lucy Gelber in “Encyclopedie van het levende Vlaamse Volkslied” werd het aldus gezongen in Weelde: