De schrikkelijke ontploffingsramp te Brugge (1928)
Liederen over moorden of andere rampen waren steeds prominent aanwezig op de liedbladen van de marktzangers. Omdat er wegens de gebrekkige mobiliteit van de gewone mens geen sprake kon zijn van “ramptoerisme” – of van toerisme in het algemeen – waren het de marktzangers die in woord en soms ook in beeld die rampen naar de mensen brachten, op het marktplein.
Zo ook Achilles Coppenolle die in 1928 een ramp bezong die op 22 juni van dat jaar de familie De Buyser in de Werfstraat had getroffen. Er zou volgens hem brand ontstaan zijn in een stal; in een aanpalend magazijn zou oorlogsmunitie (van WO I) verborgen geweest zijn en die was ontploft. Geen alleenstaand feit, en overigens worden tot op vandaag in de Westhoek nog steeds onontplofte granaten in de velden ontdekt… Coppenolle steekt de schuld dan ook onverbloemd op de oorlog “die niet zou mogen bestaan”.
In het refrein gebruikt de componist aangrijpend beeldende taal, met de nadruk op de “kleine kinders die hun handjes nu ontnomen zijn”.
Zijn weergave van de feiten klopt niet helemaal met wat in de kranten stond, maar zoals we weten hebben/hadden die ook niet altijd de meest betrouwbare getuigen in petto …
In feite was het relaas van Coppenolle nog braaf vergeleken met wat in de kranten stond, bijvoorbeeld in De Volksstem:
De ramp sprak tot de verbeelding en ook in het Parlement kwam ze ter sprake.
Coppennolle schreef zijn tekst op de melodie van “Riquita (jolie fleur de Java)”, een bekend lied uit 1926 van de in die tijd alom-tegenwoordige Franse componist F.L. Benech. Ook Tamboer en anderen hebben meerdere van hun teksten op deze melodie gemaakt. Je kan je wel afvragen of deze frivole melodie niet een beetje te vrolijk is voor de beschrijving van zulk een ramp…
De schrikkelijke ontploffingsramp te Brugge
Menig harte treurt er nu dag en nacht
van zo ene wrede ramp onverwacht.
Menig mens vond er de dood,
ach God, ’t is toch ongehoord.
Zo een ontploffing die heeft nooit bestaan,
al de huizen in het rond ook voortaan
werden gans vaneen gescheurd
en ook nog met bloed besmeurd.
Refrein:
Vrouwen en kinders zijn in de pijn
die toch ook zo wreed getroffen zijn:
kleine kinders hun handjes ontnomen,
zeven mensen van’t leven benomen.
Welk een smart en verdriet voor die klein
die hun handjes nu ontnomen zijn.
’s Avonds is er brand ontstaan in een stal
mensen kwamen hulpe biên overal.
Niemand dacht aan het gevaar,
dat er dreigde toch zo maar.
Al meteens hoorde men een grote slag
’t was gelijk of dat de stad omver lag.
Men liep er dan heen met spoed
en het stroomde daar van bloed.
Een ontploffing was ontstaan in’t magazijn
oorlogstuigen moesten daar verborgen zijn.
Wanneer zal het toch voortaan
met die rampen zijn gedaan?
Al die brave mensen zijn in’t verdriet
’t is de schuld al van den oorlog anders niet.
Daarom mag niet meer voortaan
nog zulken oorlog bestaan!
Partituur * De schrikkelijke ontploffingsramp te Brugge * | |
1. Riquita op 78-toerenplaat (fragment) - zang Robert Risor
|