Vertwijfelde roep van een invalide mijnwerker
Dit is een voorbeeld van een “bedellied”, in dit geval van een invalide mijnwerker. Meestal zongen ze de liederen niet zelf maar gingen ze van deur tot deur, leurend met een aangepast liedblad: juridisch gezien viel dit niet onder “bedelen” aangezien er iets te koop werd aangeboden.
De opgegeven zangwijze “Mijn dierbaar ouderhuis”, een compositie van F. Van Herzeele, was blijkbaar zeer populair in die tijd want het lied werd bv. ook opgenomen in “Zonnige Zang deel IV”
De originele eerste strofe ging als volgt:
Van zo‛n onschatbare waarde, een meer aantrekkelijk oord.
Als ‘t plekje waar we leefden en kenden vreugd en kruis,
Wie zal het ooit vergeten, het dierbaar ouderhuis,
Wie zal het ooit vergeten het dierbaar ouderhuis.
De bedellied-versie is duidelijk afkomstig uit Nederland want de invalide mijnwerker verklaart het te moeten rooien met een maandelijks pensioen van 3,46 gulden om zijn gezin te onderhouden. In de eerste twee strofen wordt de oorzaak van de ellende geschetst: de “fabriekspoort” blijft gesloten, er is geen werk (het gaat in het lied niet over een gesloten “mijnschacht”, het zal dus ook wel voor andere onfortuinlijke beroepscategoriën hebben gediend), en thuis lijden vrouw en kinderen honger terwijl de man (ander) werk zoekt. In de derde strofe blijkt het over een zeer godsdienstig gezin te gaan: dat de man geen werk heeft vindt zijn echtgenote wel erg, maar nog veel erger zou het zijn als hij vertwijfeld een vloek zou durven uitspreken. Calvijn keek blijkbaar toe. Of hing in de kamer het van cafés bekende bezwerende oog met “Hier vloekt men niet, God ziet mij”?
De bedelende mijnwerker heeft het lied uiteraard niet zelf geschreven. Bijdehandte drukkers en uitgevers hadden dergelijke liedbladen in voorraad. Het enige wat de bedelaar moest bedenken was een inleidende tekst, waarna op maat en op zeer goedkoop papier een liedblad werd afgeleverd. Soms was het ook op degelijk papier, maar dan stond er onderaan steeds iets in de aard van “Prijs …… cent. Antwoord wordt door mij zelf gehaald”. De prijs kon dan met potlood ingevuld worden en het liedblad meerdere keren opnieuw gebruikt.
F. van Herzeele, de componist van de gebruikte melodie, zou dit hebben geschreven voor zijn vriend Henri Dons (1864-1936) die er in 1910 ook een 78-toerenplaat van maakte. Op de keerzijde zong Henri met zijn welluidende basstem “Het lied van den smid”.
Volgens D. Wouters en dr. J. Moormann die een liedblad met de originele tekst overnamen in hun omvangrijk werkje “Het Straatlied, een bundel schoone historie-, liefde- en oubollige liederen” dateerde dit van circa 1900 – liedbladen zijn zelden gedateerd door de drukker – maar wie F. van Herzeele eigenlijk was hebben we (nog) niet kunnen ontdekken. Was hij verwant met de Vlaamse opera-componist François Van Herzeele (1830-1899)?
Vertwijfelde roep van een invalide mijnwerker
In deze droeve tijden
is het leven niet meer zoet.
Hoevelen die daar lijden,
ach, waar dat henen moet.
Men ziet zovele mannen,
de doodskleur op ’t gezicht.
Zo uit hun recht verbannen,
de fabriekspoort blijft maar dicht.
Zo uit hun recht verbannen,
de fabriekspoort blijft maar dicht.
Thuis zitten vrouw en kindren
bij een koude stoof terneer,
het lijfgoed gaat al mindren,
niets heeftd’invalide meer.
O, heb toch mededogen,
klaagt metuitgeteerd gelaat
de moeder met betraande ogen,
ik ben nu ten einde raad.
de moeder met betraande ogen,
ik ben nu ten einde raad.
Na een dag van vruchteloos zoeken
komt de vader weer terug,
hij zou wel kunnen vloeken
zijn vrouw die antwoordt vlug:
“Neen man, dat wil ik verhindren,
berust toch in uw lot,
bedenk dat onze kind’ren
steeds bidden tot hun God.
Bedenk dat onze kind’ren
steeds bidden tot hun God.
Partituur * Vertwijfelde roep van een invalide mijnwerker * | |
1. instrumentaal
|