Van de Nord tot aan de Midi
Dit is een typisch Café-chantant lied van de Brusselse bard Jan De Baets.
Aan het einde van de 19e eeuw had Brussel twee grote treinstations: het Noord-station (de Nord) en het Zuid-station (de Midi). In 1901 adviseerde een commissie om beide stations ondergronds met mekaar te verbinden: de zogenaamde noord-zuidverbinding. Leopold II, nooit verlegen voor gigantische bouwwerken, was het idee wel genegen, maar uiteindelijk konden de werken pas in 1911, twee jaar na zijn dood, beginnen.
De eerste wereldoorlog kwam serieus roet in het eten gooien en uiteindelijk duurde het tot 1947 eer men zou voortwerken aan de gigantische bouwputten. In oktober 1952 kon de kersverse koning Boudewijn alsnog de treinverbinding feestelijk openen.
Die drukke treinverbinding doorkruist dus heel de stad, vandaar dat men de titel van dit lied kan lezen als “in heel Brussel”.
De Baets beschrijft erin wat er in Brussel, “petit Paris” – inderdaad, vele bouwwerken van Leopold II waren er duidelijk op gericht om van Brussel een doorslag te maken van het illustere Parijs – overdag zoal rondloopt, waarbij hij de schone schijn probeert te doorprikken (een favoriet thema van De Baets).
Hubert Boone tekende het lied op in Nederokkerzeel en publiceerde het samen met Julien De Vuyst in het tijdschrift “Brabantse Folklore nr. 185”. Hij geeft daar als commentaar: “Een typisch Brussels lied – met franse woorden doorspekt – hebben we nog kunnen optekenen te Nederokkerzeel bij een vrouw, Louisa Peremans. die het geleerd had van een Brusselaar. Af en toe worden ook dialekt-woorden gebruikt welke niet mogen geweerd worden zoniet zouden sommige versregels niet meer rijmen“. Verder blijkt Louisa vele woorden uit de originele versie niet begrepen te hebben en proberen de auteurs te raden naar de originele versie: zij schenen dus het werk van De Baets niet te kennen.
Jef Burm verwijst onrechtstreeks naar dit lied in zijn “Brussel, g’het main hèt gestolen” (op muziek van Jef Trappeniers en Francis Bay):
Brussel, g’het main hèt gestolen
mee a strotjes op en neer.
Brussel, g’het main hèt gestolen,
zingen wij in ’t marollen korteer.
De Rue Neuv’, de Place de Broucère
da’s Brussel, ‘petit Paris’.
Brussel, g’het main hèt gestolen,
van de Nord tot de Midi.
We kozen ervoor om de originele tekst van De Baets niet helemaal te volgen, maar ons te baseren op de door de volksmond gewijzigde versies, weliswaar aansluitend bij het Brusselse marollen-dialect, maar we plaatsen er hier een daar een “vertaling” achter.
Van de Nord tot de Midi
In Brussel zen groete boelvaars, (in Brussel zijn grote boulevards)
mei groete huizen en brie trottoirs, (met grote huizen en brede voetpaden)
en chic hotels mei veul comfort (en chique hotels met veel comfort)
van de Midi tot aan de Nord
’t Es langs hier “Société Français”,
en langs daar “Compagnie Anglais”.
Z’hieten het Brussel, Petit Paris,
van de Nord noe de Midi.
Z’hieten het Brussel, Petit Paris,
van de Nord noe de Midi.
Ge ziet er vrave mei hunne schat, (ge ziet er vrouwen met hun schat)
da slept zen ermoei deu de stad, (ze verslepen hun armoede door de stad)
mei e gezicht lak ne croqmort, (met de blik van een “croque mort”, een doodgraver)
van de Midi tot aan de Nord
En aan d’hotels op den terras
de parvenu, daan mokt ambras, (de nieuwe rijke laat zich opmerken)
die zeupt er wain en die fret roti, (hij zuipt wijn en vreet gebraad)
van de Nord noe de Midi
Mei redingot en hogen hoed (redingote = “riding coat”, lange jas)
wat de klierozje al nidendoot, (wat de kleding al niet doet)
weurde gediend lak ne mylord (wordt je gediend als een edelman)
van de Midi tot aan de Nord
Maar draagd’ een moets, nen blave kiel, (maar draag je een muts, een blauwe kiel)
ge zet ne werkman, ge dut ne stiel, (je bent een werkman, beoefent een stiel)
niemand betraaft er a nemi (niemand vertrouwt er u)
van de Nord noe de Midi
Da mokt veul wind en veul beslag (dat maakt veel drukte)
da heit gesloepen ja gans den dag (dat heeft de hele dag geslapen)
en’s avonds zukt het nen “trésor” (en ’s avonds zoekt het een schat, een meisje van plezier)
van de Midi tot aan de Nord
Dat komt, da gaat, da bleift ni staan (dat loopt heen en weer,)
da wet niet woe naartoe te gaan (weet niet waar naartoe)
en dat zeit a “Bonsoir chéri”
van de Nord noe de Midi.
Maar ’t volk vermindert in de straat
de cafeis sluiten en het wordt laat
de gaz gaat uit achter de stor: (het gaslicht achter de gordijnen wordt gedoofd)
van de Midi tot aan de Nord
Ge ziet nog n’en hond die rodeid, (ge ziet nog een hond ronddwalen)
daar de patrouille die passeit (daar de nachtwacht die voorbijkomt)
en Brussel slopt, g’hoort niks ne mie, (en Brussel slaapt, ge hoort niks meer)
van de Nord noe de Midi
Partituur * Van de Nord noe de Midi * | |
1. opname van Wreed & Plezant - live in 2003
|