Andreas De Weerdt in zijn tijd
Dirk Wilmars in “Arm Vlaanderen zingt” of: “Het geluk der onbewusten” (1975, pag. 5)
INLEIDING: DE WEERDT IN ZIJN TIJD.
Hoe vreemd is de wereld waarin wij leven.
Naarmate wij ouder worden neemt de tijdgeest af, om geheel te verdwijnen bij het afsterven der laatste tijdgenoten.
Wij, de ouderen, zijn de eilandjes van een voorbije tijd die nog niet door de actualiteit van het eigentijdse werden overspoeld.
Eens zal onze tijd de nieuwe generaties volkomen vreemd en onbegrijpelijk voorkomen.
Zeker, wij kunnen boeken, kranten, tijdschriften en modebladen raadplegen en zo het verleden stuk voor stuk weer samenstellen.
Wij kunnen proberen een voorbije tijd globaal te herkennen in zijn cultuuruitingen. De sfeer van een tijd herleeft bijvoorbeeld in zijn liedjes.
Laten wij maar even terugdenken aan de tijd der twintiger jaren met zijn jazz, zijn charleston, zijn mode en vooral zijn liedjes.
Door de gebeurtenissen van toen ontstaat er een soort saamhorigheidsgevoel, waartegen uiteindelijk een nieuwe generatie gaat reageren. Hoe fragmentair ons begrip en kennis van de 19e eeuw wel is blijkt o.m. uit de vergankelijke roem van Andreas De Weerdt.
Nog niet zo lang geleden was De Weerdt de beroemdste chansonnier van Antwerpen. De mensen stonden in de rij voor de krantenwinkels als er een nieuwe liedjesbundel uitkwam. Zijn liedjes werden op tienduizenden exemplaren gedrukt. Overal werden zij gezongen. In de café-chantants, in de herbergen en kroegen, op straat, in de werkplaatsen en op de markten. Hij zou meer dan 1700 liedjes hebben geschreven.
Het loont de moeite even te vertellen hoe ik De Weerdt heb leren kennen.
Het is ongeveer twintig jaar geleden dat ik Willem Elsschot, zijn vrouw en enkele familieleden bij mij ontving. Het was een gezellige avond. De aanwezigen baadden in een sfeer van scepticisme en iedereen speelde het Elsschotiaanse spel der nuchterheid mee.
Toen declameerde Willem Elsschot een lied over een schoenmaker. Ik herinner mij niet meer in welk verband. Het voorgedragen lied viel ten zeerste in de smaak van het gezelschap.
Na een pauze vroeg Elsschot “weten jullie van wie die tekst is ?” Niemand wist het. “Da’s van een zekere De Weerdt, een douanier, dat ze hem maar eens proberen na te doen. Dat kunnen ze niet.”
“Ze” dat waren de officiële gesubsidieerde literatureluurs van de academie en de literaire kringen.