Ziet eens naar hun handen
Nadat we in september 2006 een gezellig concertje ten beste gaven voor KWB Zemst kregen we van organisator Danny Hostyn een oude bandopname in bruikleen waarop circa 1970 een toen 80-jarige grootvader een liedje had gezongen over “den oorlog”. Gelukkig beschikken we nog over 2-track en 4-track analoge bandopnemers en konden we proberen het lied te ontcijferen. Dat was niet zo simpel, want de bandopname had te lijden van de tand des tijds en de zanger was dan weer zijn tanden kwijt, zodat er nogal wat medeklinkers ontbraken.
De melodie klonk ons absoluut niet bekend in de oren, we weten dus niet waarop ze gebaseerd is (ondertussen wel, zie “updates” in de reacties)
Van de tekst vonden we uiteindelijk een gedrukte versie in het boek “A la vapeur, dat heet progrès”, pag. 178, met als titel “Witte handen” en toch sterk afwijkende tekst.
Auteur Erik Demoen bleek het op zijn beurt te hebben teruggevonden in het boek “Zo de ouden zongen” van Walther Van Riet en weet dat het opgetekend werd circa 1980, maar een melodie vermelden ze niet.
Ter vergelijking een stukje van de tekst die door Van Riet werd genoteerd:
Zijn gekleed met mooi pak aan
Verteert veel geld en is altijd op zwier
Leeft alleen maar voor zijn plezier
Zijn ouders als g’het kunt bemerken
Hebben daar hard moeten voor werken
Hun slaven en hun arbeid was
Hem te geven een goede kas
RefreinHij heeft witte handen daar hij z’onderhoudt
Hij heeft witte handen vol diamant en goud
Die ruiken naar roos, zijn proper en fijn
Ik zeg dat het handen van luierikken zijn
De tekst die wij konden afleiden van de bandopname vertelt min of meer hetzelfde verhaal: mensen die hun handen nooit vuil maken zijn profiteurs. Ze ontsnappen bovendien aan de oorlog dankzij de centen van papa, de lafaards, en het zijn de ruwe handen van de werkmannen die het vuile werk moeten opknappen, en die met bloed besmeurd uit de oorlog terugkeren … als ze dan nog leven.
Ziet eens naar hun handen
Ziet ginder die schonen floreren,
met grote sier gaan paraderen
z’hebben geld en gaan op den zwier
dagelijks maken zij plezier.
En vader die moest daarvoor zwoegen
de zoon verbrast het in de kroegen
terwijl dat zijn va is alleen
maar werken doen ze niet, neen!
Refrein:
Z’hebben schone wit’ handen
die zijn goed gesoigneerd
z’hebben schone wit’ handen
met ringen gepareerd1
ze rieken naar poeders, sigaren en wijn
maar ik zeg alleen
dat het de handen van lafaarden zijn.
Ziet gij daar die rijke kapoenen
wegvluchten met hunne miljoenen
’t is oorlog, ze steken van kant
gaan verre weg van hun land
en laten den vijand bombarderen
en veel arme mensen creveren
later komen zij weer gewis
als ’t gevaar geweken is.
Refrein:
Z’hebben schone wit’ handen
die zijn goed gesoigneerd
z’hebben schone wit’ handen
met ringen gepareerd1
ze rieken naar goud, d’oorlog doet hen geen pijn
maar ik zeg alleen
dat het de handen van lafaarden zijn.
Zijt gij ginder die arme snullen
met roggebrood hun magen vullen
den honger op hun bleek gelaat
den arbeid heeft hen afgemaakt.
Z’hebben g’heel hun leven misere
ze werken en wroeten voor d’heren
en hun bazen vergaren geld
maar de werkman wordt niet geteld!
Refrein:
Ziet eens naar hun handen:
ze zijn g’heel besmeurd.
Ziet eens naar hun handen,
’t vlees is er afgescheurd
Ze rieken naar smert, naar honger en pijn
maar ik zeg alleen
dat het de handen van werkmensen zijn.
Ziet ginder die dapp’re soldaten
hoe zij nu het slagveld verlaten
z’hebben den vijand neergeveld
en hun leven in pand gesteld.
Ze zijn niet lijk die laffe rijken
die van ver den oorlog bekijken,
ze stellen hun leven te pand
en vechten voor ’t vaderland.
Refrein:
Ziet eens naar hun handen:
ze zijn g’heel besmeurd.
Ziet eens naar hun handen,
’t vlees is er afgescheurd
ze rieken naar bloed maar hun hertje is rein
en ik zeg alleen
dat het de handen van … belgische soldaten zijn.
1 gepareerd: van het franse “parer”= décorer, embellir
Partituur * Ziet eens naar hun handen * | |
1. instrumentaal
|
|
2. Ils ont les mains blanches - Marc Ogeret
|
3 Commentaren
De tekst van het lied is een vertaling van het chanson “Ils ont les mains blanches” van de ‘chansonnier humanitaire’ Montéhus. De muziek is van Raoul Chantegrelet. Het lied is geschreven in 1910. Zo je het wenst kan ik een mp3 bezorgen van het origineel, door Montéhus gezongen. (op welk e-mail adres?) Het is ook gezongen geworden door Marc Ogeret (zie deze link: https://www.youtube.com/watch?v=3OWrPIdgg6w) Montéhus was, na de oorlog, ook de auteur van het bekende “La butte rouge”.
Met vriendelijke groeten. Deze website (waar Marc Justaert me over sprak in Dranouter) is een ontdekking.
MP3-zenden is niet nodig, ik vond dankzij uw reactie bijna het hele repertoire van Montéhus terug op iTunes
Meer info over de zanger/auteur op de site “Du temps de cérises aux feuilles mortes”
Van dezelfde zanger zag ik de partituur “La grève des mères” liggen in een vitrine van de tentoonstelling rond WO I “In Vlaamse Velden” te Ieper.
De originele tekst:
ILS ONT LES MAINS BLANCHES (circa 1910)
Voyez donc cet aristocrate,
Pâle gommeux qui fait des épates,
Il passe sa vie à nocer,
A vingt ans c’est déjà cassé.
Comme une femme ça a des faiblesses,
Ca veut jouer à l’ancienne noblesse,
Incapable de gagner son pain,
Voilà le type du vrai gandin.
Voyez donc ces hommes en soutane,
Soi-disant sur eux l’Bon Dieu plane,
Ils prônent Moïse et Jésus-Christ,
Mais font l’contraire de leurs écrits.
Oui Moïse était un apôtre,
Jésus-Christ mourut pour les autres,
Tandis qu’vous, prêtr’s, pasteurs, rabbins,
Votre but, c’est l’or, le butin !
Voyez donc ces hommes politiques,
Vrais paillasses à gueule tragique,
Qui pour aller au Parlement
Au peuple font du boniment :
J’vous promets les r’traites ouvrières,
J’vous promets la fin d’vos misères,
Ils se votent d’abord et comment !
Pour eux-mêmes quarante-et-un francs !
Voyez donc ce grand personnage
Qui se cache quand il voyage
On lui donne le titre d’emp’reur
Je lui donne celui d’massacreur
Dire son nom c’est dire son crime
A chaqu’pas il creuse un abîme
Il entasse son peuple en prison
C’est le règne de la pendaison
Voyez donc cette foule tapageuse,
Que’qu’ fois gaie, souvent malheureuse,
Oui ce sont les brav’s ouvriers,
C’est la masse des sacrifiés.
Ils reviennent du bagne de l’usine,
Ils sont pâles, ils ont mauvaise mine,
Hommes et femmes, vrais gueux, meurt-de-faim
Qui engraissent un tas de coquins !
Vertaling ook terug te vinden op een liedblad uit Deurne, lijkt fel op de versie van “Zo De ouden Zongen”, bewaard in archive.historischedrukkerij.be (maar ondertussen niet meer online of verhuisd)
Hierbij een screenshot dat we gelukkig tijdig maakten.