Boerke Naas
Als snotneus moesten wij in de lagere school talloze gedichtjes van buiten leren én ten tonele voeren, al of niet adequaat gekostumeerd. Guido Gezelle stond nog steeds in hoog aanzien en we leerden dus dat bijen (biekes) “hete pootjes” hadden. We leerden ook de sluwe boer Naas kennen die een struikrover te slim af was.
Blijkbaar werd dat gedicht in vele scholen ook gezongen, maar dat hebben we zelf pas een halve eeuw later in een liedboekje ontdekt.
In Terbank (Leuven) is er een café van “Boerke Nijs” (ondertussen een brasserie), nog steeds genoemd naar de cafébaas die tijdens WOII een hevige weerstander was maar dat helaas iets te opzichtig deed waardoor hij door de bende zwarten onder leiding van Verbelen in 1943 werd omgebracht. Nu wordt de familienaam “Nijs” in het plaatselijk dialect uitgesproken als “Naas” (Naës) en het epitheton “Boerke” had hij dus allicht aan Guido Gezelle te danken.
Boerke Naas
1009 [A] Guido Gezelle [C] R. Vermandere
Wie heeft er ooit het lied gehoord,
het lied van Boerke Naas?
’t En had, ’t is waar, geen leeuwenhart
maar toch, ’t en was niet dwaas.
Boer Naas die was twee runders gaan
verkopen naar de stee
en bracht als hij naar huis toekwam
zeshonderd franken mee.
Boer Naas, die maar een boer ’n was,
nochtans was scherp van zin;
hij ging en kocht een zevenschot,
en stak er kogels in.
Alzoo kwam Naas, met stapkens licht,
en met de beurze zwaar;
hij zei: “Och! ‘k wilde dat ik t’huis
al in mijn bedde waar!”
Al met een keer, wat hoort Boer Naas
Juist bachten enen tronk?
Daar roert entwat, daar loert entwat,
’t Docht Naasken dat ’t verzonk!
En eer dat ’t ventjen adem had,
Zoodanig was ’t ontsteld,
Daar grijpen Naas twee vuisten vast,
En ’t ligt daar neêrgeveld.
’t En hoorde noch ’t en zag bijkan,
’t En voelde bijkan niet,
Tenzij dat ’t een pistole zag
En hoorde zeggen: «k schiet!»
«Ik schiet, zoo gij, op staanden voet,
Niet al uw geld ’n geeft;
En g’hebt, van zoo gij roert, mijn man,
Uw laatsten dag geleefd!»
Boer Naas, die alle dagen vijf,
zes kruisgebeden bad,
om lang te mogen leven, peist
hoe hij in nesten zat!
« Wat zal ze zeggen, » kreesch Boer Naas,
« wanneer ik huiswaart keer?
Hij’ heeft het weêrom al verlapt!
Gij zatlap, nog een keer! »
« Hoort hier mijn vriend, believe’t U ,
toont dat gij minzaam zijt ;
Och, schiet een kogel door mijn hoed,
en spaar mij ’t vrouwverwijt.
‘k Zal zeggen als ik t’huis geraak,
men heeft mijn geld geroofd,
en weinig scheelde’t, of ik had
een kogel door mijn hoofd. »
De dief, die meer van kluiten hield
dan van Boer Naas zijn bloed,
schoot straks een kogel door en door
de kobbe van zijn hoed.
« Bedank! » zei Naas, en greep zijn slep
« Schiet nog een door mijn kleed! »
De dief legt aan en Naasken houdt
zijn piteleer gereed.
« Schiet nog een door mijn broek, » zei Naas,
« Toen peist mijn wijf, voorwaar,
als dat ik bij mirakel ben
ontsnapt aan lijfsgevaar. »
De rover zegt : « Nu zal ’t wel gaan ;
waar is de beurze, snel:
ik heb noch tijd noch kogels meer!
« Ik wel, » zegt Naas, « ik wel! »
Zijn zevenschot haalt Naas toen uit,
En spreekt: « Is ’t dat g’u niet
in één, twee, drie, van hier en pakt,
Gij, galgenaas, ik schiet!
Ik schiet, zo gij mij nader komt,
uw dommen kop in gruis,
en als gij Naas nog roven wilt,
laat uw verstand niet t’huis ! »
En lopen dat die rover deed,
de benen van zijn lijf,
zo snel, dat ’t onbeschrijflijk is,
hoe snel dat ik het schrijf!
En daarmèe is het liedjen uit,
het lied van Boerke Naas ;
’t is waar, ’t en had geen leeuwenhart
maar toch, ’t en was niet dwaas.
Partituur * Boerke Naas * | |
1. instrumentaal
|
Bronnen: in liedjesschrift Florentine Sterckx melodie in MUZ0296 "Vlaamsche Liederverzameling voor school en thuis", C. Boudolf, H. Defoort, 1903 uitgeverij Karel Beyaert, Brugge - lied nr 70