De mode van papier
De oudste (?) versie van dit lied vonden we in “Snoeck’s Liedjesboek”, een bloemlezing van liederen eerder gepubliceerd tussen 1830 en 1870.
De opgegeven zangwijze “Ik mag mijn lot wel beklagen omdat ik ben een boerin” zagen we nooit eerder, maar latere bewerkingen van het lied werden alvast gezongen op dezelfde melodie als “De spiegelkast” en/of “Toone de knecht”, zoals we die kennen uit het repertoire van Karel Waeri. Het refrein is er allicht pas in het begin van de 20e eeuw aan toegevoegd en vinden we ook terug in “Door het spleetje van ’t gordijn” (versie genoteerd door Willy Lustenhouwer) en in “Sapristie, dat doet deugd”
Wij baseerden ons grotendeels op de tekst zoals die in 1913 werd gepubliceerd in het “Liederenboek van het Alg. K. Vl. Studentenverbond” (Lannoo-Maes, Thielt). Bij wie of waar zij die tekstversie vandaan haalden wordt niet vermeld, en ook over de zangwijze zeggen ze niets. Bij de meeste andere liederen in dit bundel doen ze dat wel …
Ook een aantal andere liederenbundels namen de tekst van dit lied over, het lijstje vindt u onderaan.
De vlaamsgezinde zesde strofe kwam er in het studentenliedboek bij; in de “originele” versie van Snoeck circa 75 jaar eerder is daar geen sprake van. De tekst was in de 20e eeuw uiteraard al “public domain”, dus stond het de zangers vrij om er een eigen versie van te maken.
De mode van papier
982 [A] onbekend [C] trad. 19e eeuw
Vrienden, die hier neergezeten zijt, of in het ronde staat,
komt eens horen om te weten hoe ’t thans met de mode gaat.
Weg met lijnwaad, weg met laken, weg met zijde en cachmir!
Die van zijnen neus wil maken volgt de mode van papier!
Rikke tikke, tik tik, rik tik tak
Alles gaat nu rap en zwak !
Rikke tikke, tik tik, rik tak tik
’t Gaat al met den mecaniek !
Ziet ge dat jong heerschap pronken, lijk ’n pauwsteert in de zon,
uitgeborsteld en geblonken, lijk de zoon van een baron,
en veel and’re fijne heren, die men tegenkomt op zwier?
Wel, ze dragen niets dan kleren, die gemaakt zijn van papier.
Laatst, een boerke van den buiten kocht zich in de Gentse stad
een gillet met grote ruiten, een fijn hemd en een cravat.
Maar wat schroom’lijk ongelukken, op het bal in ’t vol plezier
scheurt den gansen boel in stukken, ’t waren vodden van papier.
En de rijkgeklede vrouwen die men langs de straten ziet,
mag men ook niet meer betrouwen, geef ze nooit ’n cent krediet.
Men zou zeggen aan hun kleren, z’hebben een miljoen of vier,
maar ge moet u niet generen, ’t is al rijkdom van papier.
Zijn er hier nog somtijds heren, die nog jong zijn? Opgelet,
want het vrouwvolk hunne kleren, zijn zo een gevaarlijk net,
’k Heb het ook al ondervonden, dus betrouwt die voor geen zier,
anders wordt ge nog verbonden, met een vrouwmens van papier.
Ja de Vlaming die zijn tale, en zijn eigen spraak miskent,
die zich slaaf maakt van de Wale, dat ’n is geen Vlaamse vent.
Die voor ’t heilig pand der vaad’ren, zich niet trots voelt en niet fier,
heeft geen Diets bloed in zijn aad’ren, ’t is een Vlaming van papier.
Konden wij dien tijd beleven van het schrikk’lijk krijgskanon
waar de aarde zal van beven ’t zal gemaakt zijn van karton.
Men ziet dan die dolle gekken, ’t zij piot of grenadier,
fluitend naar den oorlog trekken met geweren van papier.
Of ge nu met mij wilt gekken, of wilt lachen, ’k weet het niet,
maar ik zal ’t niet lang meer trekken, en ik sluit hier dus mijn lied.
Dus ik zal niet lang meer zingen, want ik ben in groot riskier,
dat mijn kelegat zou springen, want dat is maar van papier.
Partituur * De mode van papier * | |
1. instrumentaal
|
Bronnen: zangwijze: "De spiegelkast" in "Geschiedenis van het Café-Chantant (Lustenhouwer, 1987, MUZ0165 pag. 103) in "Liederenboek van het Alg. K.Vl. Studentenverbond (1913, MUZ0882 pag. 19) in "liedblaadjes Brugse werklieden" (MUZ0656 pag. 77) in "Honoré Lagae (1863-1935), Volkskunstenaar" (MUZ0607 pag. 52), 7 strofen, geen aanduiding van zangwijze. Hij wordt daar als "auteur" beschouwd. in "Liedboek DE KADULLEN" (R. Van der Staey, 2015, MUZ0714 pag. 169) met afwijkende tekst in "Snoeck's Liedjesboek" met tekst (1830-1880, Gent, MUZ0530 pag. 111).