De Mattchiche op de Marollen
Mijn grootvader Jef De Keyzer placht volgend liedje te zingen maar veel van de tekst kende hij niet. Misschien was er ook niet meer tekst.
wee gaat er mei naar Beuken, petaate zeuken
Tralalalaa, tralalalalalaa
Tralalalaa, tralalalalalaa
Toen (circa 1958) dacht ik nog dat hij het had over de hel (wie gaat er mee naar d’Helle) en “Beuken” begreep ik ook niet.
Ondertussen is mijn geografische kennis fel verbeterd en weet ik dat Buken (bij Tildonk) en Delle (bij Winksele) woonplaatsen in de buurt zijn.
De melodie komt van “C’est la danse nouvelle, mesdemoiselles” alias “La Mattchiche”, geschreven door P. Badia in 1905 en van een franse tekst voorzien door Paul Briollet en Léo Lelièvre.
Badia heeft zich “geïnspireerd” op een braziliaanse melodie van circa 1870, genaamd “Machicha“, en maakte er een gewijzigde instrumentale dansmelodie van. Charles Borel-Clerc maakte een eigen arrangement in opdracht van Felix Mayol, die ook de tekstschrijvers aan het werk zette. En dat werd dan “La Mattchiche”, een echte oorworm.(1)
Charel Decrom dichtte een eigen versie in het Brussels, en op zijn liedblad drukt hij zelfs de muzieknoten af… een walsje dat er totaal niks mee te maken heeft! Om concurrenten op een dwaalspoor te brengen? Of gewoon een fout van de drukker? Dat laatste allicht, want de titel laat geen twijfel bestaan over de zangwijze.
Hopelijk begrijpt u genoeg Brabantse / Brusselse streektaal om het kluchtlied te kunnen volgen …
____________
(1) een oorworm, zo noemt men een melodie die men niet meer uit zijn hoofd krijgt eens me ze gehoord heeft.
De Mattchiche op de Marollen
[A] Ch. Decrom [C] P. Badia (1905) / Charles Borel-Clerc
Ik kwam een maske teigen, ze was verleigen.
Ik vroeg heur veu te dansen zonder te zwanzen.
Ik zaa heur: “Mae leef totsje, sirope krotsje,
we zullen nen dans doen want gae hét het vandoen.
Allez, gef katoen, veu danen dans te doen,
ge zot a schone mutte oit doen.
’t Es nen dans da g’hiel neef es, en die plezant es.
We dansen gelak beire, da zen gien smeire.
Ge mut a bien huug smaite, oep a sjiek baete,
den dans dee ons doot drisje da’s de mattchiche.
Droit a mo rond, a vote van de grond.
Dat es hiel prompt, want Fleur vleegt in de stront.Lalaa laa laa, la lalalala laa.
Lalaa laa laa, la lalalala laa.
En van dat ieste danske za’k: “Mae leef Stanske,
danen dans amuseit mae, ik zen er van blae”
En we trokke getwieë bae scheile Pieë
Ze zaa: “ ’k haaf ohn daan dans, maine leeve Frans,
en oek aon dane zwans.”
’k Zeg: “awel, ikken oek,
want ikke zen oek al een zot spoek.”
Zet ha kop op main schavers, paast op a avers
en friseirt main moestache mei a twie slasje.
En lot a den moa zakke want ik moot kakke.”
Mo ze zaa: “Main ros tisjke, vief de Mattchiche.
Allei, past oep en springt nog ne kie oep,
wel gae klaan strop,
gae werme kotsjeskop.Lalaa laa laa, la lalalala laa.
Lalaa laa laa, la lalalala laa.
En as we gingen sloape stond ze te gaope.
Ik vroeg heur veu te trave, ze zaa “Moa flave”
En den in sloap gevalle huur ik eet valle
in ’t middel van de nacht, op het oenverwacht,
zee da was me ne jacht.
Joa, ze was toch zoe slum,
ze dei de Mattchiche in heur hum.
Ze zaa: “Allei, mae tisjke, mae leef klaan bisjke,
kom, doot een hiel klaan danske mei a klaan Stanske.”
En den in ons humslippe, lak sjieke tippe,
zaa ze: “We goan es drisje, vief de Mattchiche.”
Wel God, wa druum, het maske da was krum.
Da was wel slum, dansen al in ons hum.Lalaa laa laa, la lalalala laa.
Lalaa laa laa, la lalalala laa.
Partituur * De Mattchiche op de Marollen * | |
2. instrumentaal
|
Bronnen: tekst van liedblad Ch. Decrom, Brussel (MUZ0173-0174 pag. 64) muziek in "Un siècle de chansons françaises - volume 1879-1919" (MUZ0736 nr 41)
1 reactie
Wee goet er mèe no Brussel
De maskes kusse