Ik ben een mens
Willy Lustenhouwer plaatste dit lied in zijn boek “Geschiedenis van het Café-Chantant” en wist zo maar eventjes 13 strofen te citeren. Dat is voor ons een beetje veel van het goede en wij selecteerden er 6 van, mede op basis van de versie die Roland Desnerck opmerkte in het liedjesschrift van Emiel Boone.
Hoe oud de tekst is weten we niet, de gekozen melodie is alvast een paar eeuwen oud.
Vanaf de tweede strofe is het al duidelijk dat de auteur/zanger liever 1 of ander dier zou zijn omdat hij dan zo goed als ongehinderd en onbeschaamd zijn licht erotische maar toch vrij beheerste fantasieën zou kunnen beleven.
Ik ben een mens
940 [A] onbekend [C] trad.
Ik ben een mens, maar ben zo te beklagen,
en menig hond heeft meer plezier dan ik.
’k Heb reumatiek en nog veel ander plagen,
’k Ben kort van borst, ’k heb tandpijn en de snik.
Ik kan van hele nachten schier niet slapen,
kreeg ik mijn wens, ik was niet langer mens,
maar werd terstond in vlieg of vlo herschapen,
maar ‘k ben een mens, maar ach ik ben een mens.
Was ik ’n hond, ’k sliep op mijn lief haar schootje,
’k lag daar gerust, en stond zij al eens op,
’k gaf dan aan haar ’n likske of ’n pootje,
voor een klein krabbelingske op mijn kop.
Was ik een hond, ’k liet mij gewillig paaien,
en aan een touwtje langs de straten lêên.
Voor een schoon been, zou ik mijn steertje draaien,
maar ‘k ben een mens, maar ach ik ben een mens.
Was ik een vlieg, ’k vloog zonder lang te wachten,
bij mad’moisell’ Trinet hier in de buurt.
Ik zou in ’t zelfde kamertje vernachten,
dat ’t lieve kind voor haar alleen heeft g’huurd.
En ‘s avonds, ha, wat vreugde zou ik smaken,
als zich Trinet gereed maakte voor ’t bed.
’k Zou alles zien, waar ’k nu sta naar te snakken,
maar ‘k ben een mens, maar ach ik ben een mens.
Was ik een vlo, ik zou dat nog verkiezen,
ik sprong verheugd de wijde wereld in,
ja zelfs des nachts zou ik geen tijd verliezen,
want ’k sprong in ’t bed van haar die ik bemin.
In hare slaap kuste ik dan haar wangen,
aan hare borst leste ‘k mijn liefdedorst.
En wees gerust, ’k zou mij niet laten vangen,
maar ‘k ben een mens, maar ach ik ben een mens.
Was ik een stier, ik zou beginnen loeien,
en ’k ging op jacht achter ’n rendez-vous
en zag ik hier of daar ’n bende koeien,
ja, vliegensvlug schoot ik er recht naar toe.
Was ik een stier, ik zou niet kunnen wachten,
Totdat de boer mij de permissie gaf.
’k Vluchtt’ uit de stal, en ’k sprong over de grachten,
maar ‘k ben een mens, maar ach ik ben een mens.
Was ik een haan, ’k zou hele dagen kraaien,
ja trots en fier met ’t kopke in de lucht,
en kwam er ooit ’n kieken rond me draaien,
’k gaf ze ne prik, al was ’t maar voor de klucht.
Was ik ’n haan, ik zou niet moeten trouwen,
en niettemin, zou ik op mijn gemak,
een hele hoop van kiekens onderhouden,
maar ‘k ben een mens, maar ach ik ben een mens.
Partituur * Ik ben een mens * | |
1. instrumentaal
|
Bronnen: zangwijze: "Duc de Reichstadt" melodie gebaseerd op Theophiel Peeters' "Het edel kind van Napoleon den groote" In "Geschiedenis Café-Chantant" (MUZ0165 lied nr 74) met 13 strofen In "Muzikaal erfgoed Oostende - deel 4" (onuitgegeven) (MUZ0930 lied nr 1080) met 6 strofen