Ik wou dat ik nog een ketje was
Populair blijkbaar in het gniffel-genre deze bedenkingen van een jonge man die uitlegt waarom het zoveel leuker is in vrouwelijk gezelschap te vertoeven als je nog maar 5 jaar oud bent.
Het thema en min of meer dezelfde tekst komt in vele handgeschreven liedschriftjes voor; op een marktzangersblad hebben we het nog niet gezien. Ook dat wijst er op dat het uit de café-chantant/cabaretsfeer afkomstig is want de dubbelzinnige tekst kon moeilijk het goedkeurend stempel van pastoor en burgemeester krijgen voor openbare opvoering aan het gemeentehuis of onder de kerktoren.
De Brusselse cabaretier Mathieu Dekemper had het in elk geval op zijn repertoire staan en liet er in eigen beheer een partituur van drukken.
De melodie die hij afdrukte als gecomponeerd door P. De Backer lijkt verdacht veel op een compositie die door wijlen Jan Theys in 1976 werd toegeschreven aan zichzelf en aan Yvon Berger bij het liedje “De goede tijd” (B-kant van de single “Jij bent de chou-chou van mijn hart”)… wat redelijk ongeloofwaardig is als je merkt dat deze melodie al 6 jaar eerder door De Kadullen werd gebruikt voor “Het gasthuis” . Die verklaren niet te weten wie de componist is en situeren de melodie in het “Public Domain”, waarvoor hulde.
Ook de versie die Willy Lustenhouwer noteerde in zijn boek met “Café-Chantant” liedjes gebruikt die laatste melodie. Zijn notering van “Toen ik nog klein was…” gaat ook helemaal over hetzelfde onderwerp maar is tekstueel anders uitgewerkt.
Het zou best kunnen dat Lustenhouwer de originele versie heeft gevonden en dat Mathieu Dekemper zich daardoor heeft laten “inspireren” voor een Brusselse variant, uitgegeven in eigen beheer. Volgens het voorblad werd het gezongen door “Kleine Jan”, “Désiré”, “Duo de Petter”, “Duo Geo-Gits”, “Michelo” en “Jean-Jean”, allen vrij onbekend wat ons betreft.
Onze onbedaarlijk gniffelende heren die het lied in een schriftje overpenden hebben blijkbaar die partituur nooit gezien, want sommige woorden en zinswendingen schreven ze “fonetisch” op: zij hebben het lied dus van horen zingen.
Bij Victor CLerinx (opgeschreven circa 1935) luidt de eerste strofe + refrein:
Och wat plezier als ge jonk zijt
ja, was ik nog in dienen tijd,
kreeg ik van Mie en Trees
zo veel kusjes, ʻk zeg u maar thees.
zij kusten mij van hier en daar
ik zien het nog, ʻk was nog maar vijf jaar,
en dat netje wreef zo hard,
ik stak mijn handjes aan haar hart.
Refrein:
Maar als dat nu nog moest bestaan
Povermille, ze zou stom staan!
Groot worden, dat is toch spijt,
was ik nog in dienen tijd.
Ja ze kuste mij toch zo fijn
ik zou nog willen kleintjes zijn
als ik pijns op mi-ma-ti-as
‘k wou dat ik nog een ketsje was.
Albert Van Opstal (circa 1920) schrijft:
Och wat plezier als ge klein zijt
ja, was ik nog in dien tijd
ik kreeg van Jannet en van ons Trees
en van ons Lois (lowies) een dikke bees
Zij kustte mij zo hier en daar
ik rappeleer mij, ‘k was maar vijf jaar,
’t was bitter koud en ons Jeannet
stak mijn twee handjes aan haar hert.
En als dat nu noch moest bestaan
Janvermille ge zoud er stom van staan
Groot worden dat is toch spijt
Was ik nog in die tijd
Zij die kuste mij toch zo fijn
Ik waa nog kleintjes zijn
En als ik paas op Mie Matras
dan waa ik dat ik nog een ketje was.
Los van de spellingsfouten zijn er enkele eigenaardige verschillen. Het zou kunnen dat Van Opstal – die zelf een cabaretier was – het door Dekemper of zijn acolieten heeft horen zingen, Victor Clerinx noteerde het in zijn liedboekje bij “den troep” en hoorde dus een door mede-soldaten reeds verbasterde versie.
De tekst op de partituur van “M. Dekemper, dichter, uitgever” gaat als volgt:
Och wat plezier als ge klein zijt
Was ik nog maar in dienen tijd
Kreeg ik van Netje en Trees
Veel kusjes ‘k zeg u maar ’t dez’
ze kusten mij zoo hier of daar
Ik zien het nog ‘k was maar vijf jaar
Dat Netje, ’t vrouzde zoo hard,
Mijn handjes stak aan haar hart.
Maar dat het nu nog eens moest bestaan
Janvermillen ze zouden stom staan
groot worden dat is toch spijt
Was ik nog in dienen tijd
Ja zij die kuste mij toch zo fijn
ach god ik wou toch nog kleintjes zijn
Als ik denk op Mie Mathias
‘k wou da’k nog een ketje was.
Wie Mie Mathias is en wat ze in dit lied komt doen is een raadsel. Geen wonder dan ook dat de toehoorders dit verkeerd verstonden… Van Opstal begreep “Mie Matras” en dacht dus aan een dame van zeer lichte zeden, Clerinx schreef het fonetisch op.
” t’ vrouzde zo hard” = het vroor zo hard, blijkbaar verkeerd begrepen want bij Clerinx is dat “wreef zo hard” geworden, bij Van Opstal is er een heel ander zinnetje in de plaats gezet
“kzeg u maar dees” begreep Van Opstal niet, hij haalde er “ons Lowies” bij en “een dikke bees”.
In “Toen ik nog klein was…” bij Lustenhouwer is er geen sprake van zo’n Mie Mathias. Bij hem staat er:
Daarom zeg ik in m’n eigen ras: (daarom zeg ik bij mezelf alras)
ik wou da’k nog ne snotneus was.
In onze eigen versie hebben we de onbekende “Mie Mathias” weggelaten en vervangen door het ondubbelzinnige “als ik pijns hoe het toen was”. En het aangebrande slotrefrein vonden we enkel bij Van Opstal, waarschijnlijk een variante door hem bedacht.
Ik wou dat ik nog een ketje was
Och wat plezier als ge jonk zijt
ja, was ik nog in dienen tijd,
kreeg ik van Jeannet en van Trees
en van ons Wis een dikke bees
Zij kusten mij zo hier en daar
ik zien het nog, ‘k was maar vijf jaar,
’t was bitter koud en ons Jeannet
stak mijn twee handjes aan haar hert.
Refrein:
Maar als dat nu nog moest bestaan
Awel, ge zoudt er stom van staan!
Groot worden, dat is toch spijt,
was ik nog in dienen tijd.
Ja ze kusten mij toch zo fijn
ik zou nog willen kleintjes zijn
en als ik pijns hoe het toen was
dan wou’k da’k nog een ketje was.
Ik kreeg zo eens de colorinne
ik hoorde zeggen van Josfien:
“Da moet genezen met een pap”
en opeens liep zijn van den trap.
En zij riep ik kom seffens weer
en kwam trug met alcoolkamfeer
en ze wreef mij zo zachtjes aan
’t was om mijn pijn doen weg te gaan.
Ik was zo es wandlen gegaan
en in het bos zag’k een koppel staan
mijn zuster liet mij daar juist los
ik stopte mij achter een boom in ‘t bos
Ik hoorde zeggen: dat doen ik niet
ik sprong voor haar en zei subiet:
laat hem maar gaan dienen kapoen
vraag het aan mij, ik zal ’t wel doen.
Ik ging zo eens buiten het land
ja bij mijn nicht en bij matant
mijn nicht die was zo schoon en dik
maar zij was tien jaar ouder als ik
en op een dag ging zij in bad
en zij riep door het sleutelgat:
breng mij den handdoek eens, Alfons,
‘k gaf hem aan haar en ‘k zag haar spons.
Slotrefrein
Maar als dat nu nog moest bestaan
ge zou me met die spons ne gang zien gaan.
Groot worden, dat is toch spijt,
was ik nog in dienen tijd.
Ja ze kusten mij toch zo fijn
ik zou nog willen kleintjes zijn
en als ik pijns hoe het toen was
dan wou’k da’k nog een ketje was.
Partituur * Ik wou dat ik nog een ketje was * | |
1. instrumentaal
|
|
2. Jan Theys -* De Goede Tijd * (fragment)
|
|
3. Jef Elbers - *Mee En Swas* (1974)
|
Aanvulling 13-08-2015
Licht afwijkende versie gezongen op 8-12-2010 door “De Totale Waanzin” met gastzanger Georges Nicolaes
Aanvulling 05-04-2017
Roger Hessel schrijft in “Liedjes die eigenlijk niet mogen” dat de melodie gebaseerd is op “de Scottisch” en publiceert ze ook. Die melodie is inderdaad duidelijk familie van wat we elders vonden. Nu is “scottisch” in feite een stijlnaam, zoals “polka” of “mazurka”, waardoor het onbegonnen werk lijkt om te achterhalen wat de oorspronkelijke titel is van dit muziekwerkje van klaarblijkelijk schotse oorsprong.
Aanvulling 14-12-2023
We waren het vergeten, maar ook Jef Elbers zong dit lied (1974) in een dialect uit de Brusselse rand. Zijn tekst staat nauw bij de versie van Mathieu Dekemper en bij die uit het liedschrift van Victor Clerinx. Hij gaf het de titel “Mee En Swas” en verklaart zichzelf samen met Al Van Dam als auteur. Opmerkelijk, hij is geboren 12 jaar nadat Victor Clerinx de tekst als soldaat hoorde zingen en noteerde, en Mathieu Dekemper liet nog lang daarvoor al een partituur ervan drukken …
14 Commentaren
wel naar dat liedje was ik al op zoek (‘K wou dat ik nog een ketje was)
mijn vader zaliger, zong dat liedje 1945 voor ons als hij een pintje gedronken had
en op die manier brengt dat voor mij veel herinneringen naar boven
vriendelijke groeten
L L
Ik heb hier nog een partituur van Mathieu Dekemper – Ch. Bens : Op mijn mansarde, kluchtlied gezongen door kleine-Jan De Kemper Heriot De Petter Géo Gits Venolo Ch Bens Dichter -Uitgever Steenpoort 7 Brussels Nieuwe Uitgave, Groot succes 15de duizend. Ik wil ze gerust scannen en doorsturen. Het is wel dezelfde , die Wannes Vandevelde zingt, maar met een iets “volksere” tekst…
Geïnteresseerd, al was het maar om enkele veronderstellingen op pagina http://www.wreed-en-plezant.be/wrdprs/2011/06/fleur-de-la-mansarde/ te kunnen bijwerken!
ook even zeggen da Gaston Berghmans – De Jeugd is ne schone tijd(http://www.google.be/url?sa=t&rct=j&q=&esrc=s&frm=1&source=web&cd=2&cad=rja&ved=0CCUQtwIwAQ&url=http%3A%2F%2Fwww.youtube.com%2Fwatch%3Fv%3Dw_ohSl2dAJo&ei=ZgNOUK3OO4bO0QXOpYH4DQ&usg=AFQjCNGk8TplNS-NBQWnN_MABNtbLvumQQ&sig2=l6nWWURgGegWGuvOvcLlXw) hetzelfde melodietjes heeft
…en de tekst duidelijk gebaseerd heeft op het Brusselse origineel …
Op een liedblad “Gezongen en verkocht door den welgekenden volkszanger GERMAIN” staat nog een andere variante op dit lied onder de titel: “Ik wou dat ik nog een kindje was”. Die tekst komt wonderwel overeen met de versie die Willy Lustenhouwer noteerde als “Toen ik nog klein was …”
Toen ik was klein en in mijn wiegje lag
Was ik de lieveling van onze straat
Zij brachten mij soms een bezoek
En noemden mij hunne lieven toetoe
Ook alle meisjes hadden mij zoo lief
Ze noemden mij hun kleine hartedief
Zij kusten mij zoo zacht en teer
Liefkoosden mij zoo heen en weer
En kusten mij dan soms nog menig keer
Refrein
Maar dat ze dat nog moesten doen
‘k Zou der potverdikke wel mijn beste doen
Dat ik nu nog maar eens kon
Of den tijd die terug begon
Daarom zeg ik u gewis
Dat groot zijn niet altijd plezierig is
Daarom zeg ik in mijn eigen ras
‘k Wilde dat ik nog een snotneus was
enzovoort
Op een liedblad van “Zangersgroep VENS-SAMYN”, “Karakter- en transformatiezangers van 1e rang” uit Meenen – ons toegestuurd door Roos Vercruysse uit Assebroek – vinden we ongeveer dezelfde tekst als bij volkszanger GERMAIN. Nochtans prijzen ze zichzelf aan op de laatste pagina van hun liedblad als uitvoerders van een “DEFTIG REPERTORIUM”.
De laatste strofe luidt bij deze “deftige” artiesten als volgt:
“Laatst was mama met papa op reis gegaan
en ik die moest met de buurvrouw slapen gaan
zij legde mij in haar zacht bedstee
en ik zag losmaken haar korsee
maar toen ze was van hare kleederen vrij
nam ze mij dan zo stil aan hare zij
ze zoende mij op mijne mond
het scheen dat ze daar plezier in vond
maar spijtig dat ik dan nog niets ’n kon.
Potverdekke. Wat graag zou ik die partituur van De Kemper kunnen bemachtigen! Heb beloofd om voor een begeleiding te zorgen .. tegen morgen-avond.. , bedoeld voor wat samenzang (refrein) aan het einde van een “Brussels café” (benefiet voor Kom op tegen kanker in Sint-Martens-Bodegem, Dilbeek). .. en ik voel me wat comfortabeler met een partituur er bij .. 🙁
.. al komt de hierboven gelinkte (piano-)versie, uitgevoerd door Leo, voor Gaston, ook wel in aanmerking om te .. kopiëren ..
Moest ik me ‘gewoon’ laten gaan, ik zou er een .. ‘ragtime’ .. proberen.. van te maken (maar ben eigenlijk niet eens ‘pianist’)
@ Johan: schitterende site! (We spraken mekaar een paar jaartjes geleden bij koffie en ontbijtkoeken voorafgaand aan een workshop in het provinciehuis in Leuven)
Is de PDF-versie die we (telkens) onderaan een artikel publiceren niet voldoende?
.. het werd uiteindelijke een midi-klungelig versietje
( https://www.dropbox.com/s/7o7mnvdpr02onj9/Leo08_ZeSnaaie.mp3?dl=0 )
gebaseerd op de via deze site onderschepte… versie van Leo voor Gaston: Leo heeft daar wel een partituurke liggen .. (????), en het lijkt of ie nog wat zachte contrabas + borstels-geshuffle (?) –ondersteuning gedubt kreeg .. (?) (zeer onopvallend ‘stiekemerig ‘gemixt, zo lijkt wel..)
.. aangepast aan deze mij voorgelegde “kom op tegen kanker’(?) –tekst .. ☺
(enkel het refrein dus )
Ze snaaie in a laaif
Ze snaaie in a laaif, ze weite zëlf ni oo
Ze noëie a mo alf too
Scheire en messe vergeite z’ in a laaif
Van pooierkes en pillekes ligde ga doe staaif
G’ uut niks anders as van pikeur
En van a temperateur
En as er den nog eet in aa pispot leit. ..
.. Wëdt da nog geverrifjeit!
Toch ook erg bedankt voor jouw .pdf -versie hoor, Johan! Erg mooie layout trouwens!
Leutig is ook melodietje en akkoorden van dit eerbetoon aan des jongens kindertijd, te combineren met melodietje .. én tekst van the beatle’s mijmering over éénieders herfsttijd.. : when i’m sixty-four .. 🙂
Voor die raadselachtige regel over Mie Matras of Mie Mathias tekende ik onlangs in Dessel deze regel op, van iemand die nog enkele flarden van dat lied kende:
Nei da’t te loat is weet ik het pas:
Ik wou da’k nog ne snotneus was! 🙂
In een omvangrijk handgeschreven liedschrift van Eugene Koopman (Antwerpen, circa 1917) staat nog een andere variante. Koopman schreef meer dan 500 liedjes over van liedbladen allerhande waarvan we de meeste nergens anders terugvonden … tot nu toe. Waarschijnlijk waren de auteurs te vinden in de vele Antwerpse café-chantants en heeft hij er een aantal uit het geheugen opgeschreven. Zijn tekst van “Ik wou dat ik nog een kindje was” lijkt trouwens een remake van zo’n Antwerpse bard, gebaseerd op wat die zelf had horen zingen door een collega/concurrent en de nieuwe tekst past redelijk goed op dezelfde melodie. Het handschrift van Koopman is niet altijd even duidelijk en bovendien durft hij al eens woorden min of meer fonetisch opschrijven.
‘k Wou dat ik nog een kindje was
Ik kon nog maar pas een zes jaren zijn
Dan wou ik al zo goed als vader zijn
Ja ieder kind heeft dat gedacht
’t Is iets waar men altijd naar tracht
Maar nu ik het zijn nu heb ik toch spijt
Ik denk aan vroeger zo verblijd
Als ik nog zo heel klein
eenieders vriend mocht zijn
Daarom maakte ik dees refrein
REFREIN:
Kon ik het nog maar eens herdoen
Ach wat zou ik het spoedig doen
Als het toch nog maar eens kon
Dat dien tijd eens terug begon
‘k Zeg dan ook altijd gewis
Groot zijn dat het niet plezierig is
En ‘k zeg bij mijn zelven ras
‘k Wou dat ik nog een kindje was.
Ziet eens wat g’allemaal niet moogt doen
Wat nu in strijd zou zijn met het fatsoen
Op d’een of d’ander haren schoot
Zo eens pipi doen, ’t was geen nood
Zij noemden mij dan kleine lieve snuit
Mij kussend deden ze mijn hemdeken uit
‘k mocht slapen bij de meid
Toen was dat geen verwijt
Maar ’t was maar in mijnen jongen tijd
Ik speelde altijd met de meisjes mee
Boven op de zolder of stil op den allee
‘k Mocht dikwijls slapen bij ons mama
Als hij de nacht had onze pa
En als ons meid de grote kuis had gehad
Kropen wij samen in het bad
Wij deden gymnastiek,
Wij maakten paseplastiek
Ge kunt gaan denken dat was magnifiek
Al dat plezier dat is ’t nog niet alleen
Maar last en zorgen g’hebt er dan ook geen
Ge slaapt zolang ge wilt verdorst
Ge moet niet werken voor de kost
G’hebt geen baas of ook in ’t geheel geen wijf
Ge trekt u niets aan van ’t gekijf
Men krijgt al wat men ziet
En allemaal voor niet
Maar zijt ge groot dan hebt ge veel verdriet
Ook Jef Elbers heeft het gezongen : https://youtu.be/iLubhf1d0-o