De baas van ’t kot
De melodie van “De baas van ’t kot” werd door Karel Waeri gebruikt voor “De nieuwe spuitmachien“, hier brengen we het origineel terug onder de aandacht. De auteur, August-Victor Bultynck kwam al ter sprake bij het lied “De bultenaar“.
August Victor werd op 9 januari 1844 geboren als derde van dertien kinderen en deed het goed op school maar moest al vroeg meehelpen in de bakkerij van zijn vader. In zijn weinige vrije tijd bestudeerde hij het werk van de dichters uit zijn tijd en hij begon op 21-jarige leeftijd zelf gedichten te publiceren. Grote namen als Hendrik Conscience en F.A. Snellaert erkenden zijn talent en moedigden hem aan om te blijven schrijven. Uiteindelijk bracht hij vooral volkse liederen uit en enkele van zijn “kluchtliederen” kwamen dus ook op het repertoire van Karel Waeri en andere 19e eeuwse volkszangers terecht. Ik 1871 kwam het boekje “De Nederlandsche Zanger” uit waarin ondermeer liederen van hem werden opgenomen, met muziekpartituur, en zo konden wij de melodie dus restaureren.
De baas van ’t kot
1006 [A] A.V. Bultynck (1844-1917) [C] Reymund Ludwigssohn (1842-1876)
‘k Heb een vrouw, neen van mijn leven
heb ik zo een heks gekend:
altijd kwaad en overdreven,
nooit content van haren vent.
Zij wil altijd meester wezen:
zie, dat is nu toch te stijf!
Maar ik zal haar wel genezen,
tonen dat ik meester blijf!
Neen, ‘k en blijf alzo niet leven,
want zij houdt met mij den zot!
Neen, ‘k en blijf alzo niet leven,
want ik ben den baas van ’t kot!
Want ik ben den baas van ’t kot.
Als ik ‘s morgens vroeg ontwake
moet ik seffens uit mijn bed,
zien dat ik de koffie make
en de vloer vaag, fraai en net.
‘k Snij haar tarweboterhammen,
poets dan allebei haar schoen
en moet haar dan ook nog kammen:
maar ‘k en zal ’t niet lang meer doen.
Als wij eens tesamen praten,
ik heb ’t ongelijk altijd;
‘k moet haar ’t laatste woordje laten
voor ’t vermijden van ’t lawijt!
Alle weken moet ik schuren
dat ik zweet, en voor mijn deel
krijg ik nog in ’t zicht der buren
kloppen met den bezemsteel.
Laatstmaal waren wij aan ’t kijven:
zij verweet me schelm en dief!
‘k Riep: ten zal alzo niet blijven;
maar wat deed ze? Mensenlief:
zij is om ’n stok gelopen
van ’n hele arrem dik.
Gauw ben ‘k onder ’t bed gekropen:
wie daar meester was, was ik!
Daar stond nu mijn wijf te tieren
en te roepen: dwaze guit!
Wat zijn dat nu voor manieren,
ezel, komt gij daar haast uit?
Maar ik riep haar zonder schromen:
‘k Vaag mijn broek aan uw geraas!
‘k Zal er niet van onder komen;
ik alleen ben hier de baas!
Partituur * De baas van het kot * | |
1. instrumentaal
|
Bronnen: in "De Nederlandsche Zanger, keus van 20 volksliederen", Gent, 1871 (MUZ0763) Reymund Ludwigssohn = pseudoniem van Raymond (Marie Francis Alphonse) De Hovre uit Gent wiens 19-jarige vader Charles Louis (-> Lodewijk -> Ludwig) heette. Melodie ook gebruikt door Karel Waeri e.a.