Soldaten-Mizerie
Jerome Pieters, tekstauteur van dit lied, was geen marktzanger, zijn tekst is duidelijk vervaardigd door een geschoold persoon en dat waren de meeste marktzangers of soldaten in 14-18 niet.
Sinds de herdenking van die Groote Oorlog in 2014 zijn er op het Internet massa’s documenten opgedoken die ergens in vergeelde mapjes bewaard waren gebleven.
Zo leren we dat Jeroom Pieters (op de foto hieronder, vooraan zittend, 2e van rechts) tijdens WOI priester-brancardier was, geboren in Nieuwkapelle op 14 juni 1887 en priester gewijd te Brugge op 23 december 1911. Vlak voor de oorlog werd hij leraar benoemd aan de retorica van het bisschoppelijk college te Tielt.
Een meer dan geschoold schrijver dus. Hij overleefde WOI maar overleed op het eind van …WOII als parochiepriester van Snellegem.
De vermelde zangwijze doet vermoeden dat het lied pas in de loop van WOII werd gemaakt en gezongen, vlak voor tekstschrijver Jerome Pieters overleed.
De walsmelodie werd immers in Duitsland geschreven door Jacob Pfeil als “Fahr mich in die Ferne, mein blonder Matrose” alias “Am Golf von Biskaya” en voor het eerst op plaat gezet in 1937. Het is dus zeer onwaarschijnlijk dat Eerwaarde Pieters die melodie al kende tijdens WOI.
Bob Scholte zong na 1937 een door Kees Pruis gemaakte vertaling ervan als “Neem mij met je mee, matroosje” alias “Aan het strand stond een meisje” met in het refrein de zinsnede “Wij behoren tezamen als de wind en de zee”. Het lied past echter bij beide wereldoorlogen en het origineel staat nog steeds op het zeemanslied-repertoire van diverse artiesten.
Soldaten-Mizerie
963 [A] soldaat Jerome Pieters [C] J. Pfeil
Verlaten van allen
die lief voor hem zijn,
in droefheid en lijden,
in vreugde en pijn,
staat daar aan die loopgracht,
bibb’rend van de kou,
een soldaat op schildwacht
in droefheid en rouw.
Ach God, die zo goed in de harten kan lezen,
Gij weet welk verdriet wij nu allen beleven.
Wij, arme soldaten,
ver van vrouw en van kind,
wil ons niet verlaten,
maak ons weer blij gezind.
Laat ons nog wat leven,
want de vrees voor de dood
doet ons hartje beven,
laat ons toch niet in nood.
Zijn ogen staan droevig
in zijn Vlaaamse kop
en kijken standvastig
de veldwegel op,
die, wit van het vriezen,
niet ver van hem af,
een baan schijnt te kiezen
naar ’t sombere graf.
Hij voelt in zijn harte
in dien kouden nacht
die vreeslijke smarte,
door hem zo veracht.
Die kwam door het scheiden
van vrouw en van kind,
waarvan hij door beiden
zo lief werd bemind.
Waarom toch, zo zucht hij,
sta ik hier op wacht?
Ginds wacht zij nu op mij,
bij dag en bij nacht.
En ik vraag niets beter
dan te mogen naar huis,
want ’k min haar zo teder
in mijn ned’rig kluis.
O, groten der aarde,
aanhoort toch ons beê:
schat alles naar waarde,
en laat ons in vreê.
Genoeg nu dien oorlog,
zo wreed en zo grof,
en laat ons vandaag nog
voor goed in verlof.
Partituur * Soldaten-Mizerie * | |
1. instrumentaal
|
Bronnen: zangwijze: "Fahr mich in die Ferne, mein blonder Matrose" liedblad van soldaat Jerome Pieters, Watou uit de verzameling van Roger Hessel Foto op de website Europanea