‘k Heb gedroomd dat ik zeven vrouwen had
Zowel Tamboer als Achille Coppenolle hadden dit lied op een liedblad staan en wierpen zich op als auteur. Dat gebeurde wel vaker maar telkens lijkt het erop dat Lionel Bauwens – alias Tamboer – de echte auteur was. Maar helemaal zeker zijn we daar niet van …
De melodie “A Lane in Spain” (1927) werd hier beter bekend als “Venez avec moi”.
‘k Heb gedroomd dat ik zeven vrouwen had
[A] Lionel Bauwens en/of Achille Coppenolle [C] A. Lewis, C. Lombardo
Ik was van den nacht in volle stoom,
’k zal ne keer vertellen mijnen droom.
Zie, ik was zo razend lijk ne zot,
’k zat met zeven wijven op mijn kot.
’t Was daar zo een schone zwarte bij
en ze kroop zo dichte tegen mij,
Ja, zij vroeg in ’t stilte bovendien:
Hebde gij den hemel al gezien?
’k Wille mijnen droom niet geven voor geen honderd frank
met mijn zeven wijven, ’k had er zoveel leute van.
Overal waar dat ik ging, waar dat ik stond of zat
liepen al die kortgerokte dingskens rond mijn gat.
’k Was toch zo gelukkig, ’t is waar,
want zij waren maar negentien jaar.
Als ik wakker wierd, stond ik zo dwaas of enen stoel,
’k Zag aldaar weerom mijn eigen wijf heur lelijk smoel.
’k Droomde van den huiselijken voet,
alles liep op wiel’kens en ’t ging goed.
Elk toonde mij liefde om ter meest
maar ik was veur hulder ook geen beest.
Twee-e voor te koken en de was,
d’ander kwamen hier of daar te pas.
Spraken zij aan mij soms van l’amour
’k Zeie ’k ik sebiet: ’t is elk op toer.
Zie, als mijnen droom nu was gedaan,
’k peisde dan alzo zou ’t moeten gaan.
Dat was in de wereld nog een plan:
zes tot zeven wijven voor ne man,
want gij vindt er vele, sapperlot,
die op alle vrouwen zijn verzot.
Moest de wet voldoen aan mijn refrein,
neen, ik zou er ook niet tegen zijn.
Partituur * Ik heb gedroomd dat ik zeven vrouwen had * | |
1. instrumentaal
|
Bronnen: zangwijze: "Venez avec moi" (A lane in Spain) In "De onvergetelijke Tamboer" (Roger Hesssel) (MUZ0352 lied nr 106 pag. 252) Volgens MUZ0930 "Muzikaal erfgoed Oostende - deel 4" ook op een vliegend blad van Achille Coppenolle "Woorden van Achille Coppenolle uit Roeselare" In archief "Vliegende blaadjes" van MuziekMozaiek, nrs. C10, E13, E60, F144
5 Commentaren
Johan,
Achille Coppenolle merkte zijn eigen liederen met “Gedicht en gezongen door Achille Coppenolle – Streng verboden nadruk”. Vlak eronder. Hij deed dat consequent, wel wat minder in zijn begintijd voor WO I.
Zo wilde hij zijn werk beschermen. Nauwgezet: drie eigen liederen op één bladzijde = drie maal die vermelding.
“‘k Heb gedroomd dat ik zeven vrouwen had” staat op een AC-liedblad in mijn collectie. Niet gemerkt met zijn stempel “Gedicht en gezongen door AC”.
Daarom ga ik er van uit dat dit lied niet van hem is. Het lijkt me ook niet echt zijn stijl. Van Tamboer? Dat kan.
Het is een feit dat Coppenolle en Tamboer maar koele minnaars waren… Daarover hebben zijn dochters mij verteld.
Groeten,
Jan Huyghe
Bedankt voor de toelichting: zoals ik onderaan in de sectie “Bronnen” aangaf heb ik zelf het bewuste liedblad van Coppenolle niet in mijn bezit. Volgens Roland Desnerck in “Muzikaal erfgoed van Oostende” staat er wel degelijk bij “woorden van Achille Coppenolle”, terwijl volgens Roger Hessel in “Lionel Bauwens, de onvergetelijke Tamboer” bij hetzelfde lied geen auteur vermeldt wordt, wat automatisch zou betekenen dat Tamboer het zelf schreef… Op andere liedbladen van Coppenolle die ik wel zelf bezit zie ik inderdaad dat hij hetzij geen hetzij de naam van de oorspronkelijke auteur vermeldt, en natuurlijk zichzelf bij de andere liederen.
Het lied staat volgens de inventaris van MuziekMozaiek bovendien op liedbladen van Alberic Cattebeke, maar ook die heb ik niet zelf, dus ik weet niet of Cattebeke de “ware auteur” vermeldt.
Morgen verschijnt op de website een ander lied van Tamboer of Coppenolle, waarbij ik evenmin het originele liedblad van Coppenolle in mijn bezit heb, maar daar zijn er wel (kleine) opvallende tekstverschillen… En ik vermeld de verklaringen hierover die Roger Hessel verzamelde en publiceerde.
Bij die discussies over het auteurschap tussen concurrerende marktzangers valt het op dat ze dan wel verontwaardigd waren over het “stelen” van hun teksten maar dat ze zelf zonder verpinken andermans melodieën gebruikten, vaak zonder de auteurs daarvan te vermelden, laat staan te vergoeden. Momenteel zijn de meeste van die melodietjes “public domain” maar toen nog lang niet.
Het zal wel een eeuwige discussie blijven wie de echte auteur is van sommige marktliedteksten. Het is gekend dat Cattebeke zowel teksten kreeg van Tamboer, van Jacobs en van Coppenolle. Het is ook een feit dat Coppenolle niet veel vrienden kende onder zijn collega’s. Dat moet waarschijnlijk gezien worden in de opvoeding. Terwijl het gros, om niet te zeggen bijna allemaal de marktzangers uit de lage en laagste sociale klasse kwamen, kwam Coppenolle uit de gegoede burgerij. Binnen zijn familie zagen ze hem zelfs als ‘mislopen’. Hij had ook geen contact met zijn familieleden. Ooit kreeg ik bij een optreden een neef van Coppenolle bij me die me vroeg om iets over zijn grootvader te vertellen, omdat niemand in de familie hem kende of wilde kennen. Coppenolle had ook de neiging om andere marktzangers ‘boertjes’ te noemen. Om een anekdote op te halen: Wanneer Coppenolle naar Torhout kwam om op de woensdagmarkt te zingen en hij wist dat ook Tamboer daar zou optreden, dan begon hij al om acht uur aan zijn optreden. Hij wist dat Tamboer maar begon om tien uur, en hij moest dus ‘binnen’ zijn voor Tamboer arriveerde.
Inderdaad zal het een “eeuwige discussie” blijven, zoals Roger opmerkt. En in zijn anekdote: twee zangers op een markt zijn als twee hanen op een hof…
In elk geval, als AC specifiek onder een lied plaatste “Gedicht en gezongen door Achille Coppenolle” kan ik er zeker van zijn dat hij dat lied echt zelf schreef. Van de droom der zeven vrouwen is dat dus niet het geval.
In die tijd was het auteurschap nog niet wettelijk geregeld, meen ik, toch niet inzake dat soort liederen dat we nu volkscultureel erfgoed noemen.
Maar beide heren kenden hun woordenwisselingen over die kwestie.
Eén ding is zeker: beiden ware belangrijke vertegenwoordigers van de Vlaamse marktzang in het interbellum, en verdienen in die galerij hun plaats. Wat Johan hen geeft met zijn website, Roger met zijn eindeloze collectie, expertise en boekenoeuvre, Bart Vermeersch met zijn studie over Cattebeke, en nog vele anderen over andere marktzangers waaronder ikzelf nu en dan over Coppenolle.
Ook de zingende artiesten van nu zijn beslist niet allemaal vrienden hoor. Nihil nove sub sole. Het is des mensen. Zoals Willem Vermandere zingt in zijn laatste vers van De cierk: “elk schart en vecht voor zijn eigen vel”.
Maar alle marktzangers van de 20ste eeuw verdienen lof. Ze hebben een eeuwenlange traditie voortgezet tot radio en platen hun ambacht hebben vernietigd. Voor elk van hen hetzelfde lot…
Laten we de zaak dus maar met de fluwelen handschoen benaderen.
Over de wettelijke regeling van het auteursrecht hebben we het hier in het verleden al een paar keren gehad. Het principe is vrij helder en bestond al in de 19e eeuw, maar de correcte toepassing ervan is een ander paar mouwen. Ook op deze website is het soms dansen op een slappe koord: zelfs als de namen van de werkelijke auteurs van tekst of melodie al gekend zijn, ook dan is het niet altijd duidelijk of hun auteursrecht nog geldt. Dat is bv. niet meer het geval als ze voor 1952 overleden zijn, maar velen gebruikten schuilnamen en zijn moeilijk te traceren. En de “wet op de privacy” maakt het bijna onmogelijk om relatief recente overlijdensdata op te zoeken! Bovendien moet je weten in welk gemeenteregister de persoon eventueel als overledene werd ingeschreven…
SABAM werd (onder de naam NAVEA) exact honderd jaar geleden opgericht door Emiel Hullebroeck en consoorten, maar in de tijd der marktzangers waren nog niet veel auteurs aangesloten, en de pioniers ervan haalden hun neus op voor marktzangers.
Volgens een zeer recente Europese richtlijn, die sinds 1 augustus van dit jaar ook in België van kracht werd, valt deze website – die een stuk cultureel erfgoed probeert te bewaren – misschien onder de uitzonderingen op dat auteursrecht, namelijk: “reproducties door instellingen voor cultureel erfgoed (zoals musea, bibliotheken, archieven, …) van beschermde werken of andere materialen die permanent deel uitmaken van hun collecties met als doel het behoud van dergelijke werken of andere materialen (artikel 6 van de richtlijn, omgezet in de artikelen XI.190, XI.191, XI.217, XI.299 en XI.310 van het Wetboek van economisch recht).”