De laatste veldslag rond Zomerghem
Op een liedblad uitgegeven door DE ZANGERS (verzameling Roger Hessel) staat een lied dat toegeschreven werd aan Leon Van Der Plancke. Het moet geïnspireerd zijn op de gebeurtenissen van oktober 1918 toen het 4de Lansiersregiment tegenover het 428 en 381 “regiment d’infanterie de réserve allemands” kwam te staan. Dat gebeurde luttele dagen voor de wapenstilstand werd getekend. Soldaat H. Everaert kon het nog navertellen en schreef in zijn dagboek (fragment)
23 oct. 's Morgens om 7 u. ben ik per velo terug naar Ursel getrokken waar mijn compagnie nog in dezelfde plaats was, daar kwam ik rond 1 u. aan en 's avonds om 6 u. trok mijn bataljon naar de tweede lijn, een halfuur van Zomergem waar er gedurig nog gevochten werd. 24 oct. Het 2de bataljon gaan aflossen in eerste lijn, mijn compagnie lag tegen de gendarmerie van Zomergem. Daar juist aangekomen leg ik mijn ransel neder en ging ik tot bij de schildwachten. Een obus viel juist waar mijn ransel lag welke doorschoten werd. Oh wat was ik tevreden dat ik aan dit ontsnapt was ! 25 & 26 oct. Nog altijd onder het geschut met gasobussen. 's Avonds afgelost door het 3de bataljon en in rust terug naar Ursel, welke ook beschoten werd. 27 & 28 oct. In rust in Ursel. Den 29ste 's avonds vertrokken om aan te vallen. Mijn bataljon vertrok in tweede lijn en moest de vaart oversteken tot aan het Delieverkanaal. 1 nov. Op grote weerstand aan de vaart gevallen, waar wij veel verliezen ondergaan. Onmogelijk de bruggen te leggen. Zelfs gelukt het de vijand terug over de vaart te komen. Het is bijna onuitstaanbaar van het gas. Mijne compagnie is gans uiteengeslagen. Een peleton is omsingeld. Ik werd achter munitie gezonden. Nog nooit ben ik zo afgemat geweest. 's Morgens om 5 u. afgelost door het 5de linie en wij kwamen met 20 mannen van de compagnie terug in Ursel, het peleton welke omsloten was, is er goed uitgeraakt, alleen 1 dode en 2 gewonden achterlatende ; om 5 u. 's namiddags vertrokken naar Sint-Joris-ten-Distel, waar wij verbleven hebben. 2 nov. 's Morgens vertrokken naar Oostkamp in rust. 3 & 4 nov. In Oostkamp. Den 4de (na 72 uren naar Oedelem vertrokken langs Beernem, waar ik in de meisjesschool gekantonneerd was). 5, 6 & 7 nov. In Oedelem. Nieuws ontvangen van het afsterven van mijn grootmoeder. 8 nov. Vertrokken in klein verlof voor 6 dagen. Aankomst thuis rond 4 u. waar allen tevreden waren mij voor enige dagen te zien. Maar mijn lieve Lucia was niet thuis, dit deed mij spijt. 9 nov. In Middelkerke de puinen van ons huis gaan bezichtigen. 10 nov. Met mijne ouders en zuster naar Raversijde getrokken bij mijn nonkel August Cornelis. 11 nov. Achter mijn goed getrokken welke in Bray-Dunes stond. Daar kwam ik aan rond 11 u. Juist als de wapenstilstand getekend was. Mijn vreugde was onbeschrijfelijk, zodanig ben ik blijven haperen dat ik bijna niet terug in Oostende geraakte. 12 nov. Doorgebracht bij mijn Lucie, alsook den 13 november. Spijtig dat er reeds 3 dagen vervlogen waren zonder haar te zien. Vandaag had ik ook het geluk mijn broer terug te zien, welke ik bijna niet meer herkende.
De laatste veldslag rond Zomerghem
844 [A] Leon Vanderplancke [C] Alfons Mora
Het leger trok langzaam voorbij
en gedaan was leed en lij
maar nog wacht er een brave vrouw
op haar man in angst en rouw.
En zij sprak: “Mijn kinderkens zoet,
wij gaan vader tegemoet.”
Zij trokken in lang geween
gejaagd naar het slagveld heen.
Gebroken was ’t moederhart.
“Ach”, sprak zij in diepe smart,
“misschien ligt mijn echtgenoot
in de arm des doods.”
Opeens hoort z’een droeve klacht
die om zijn geliefden smacht,
maar helaas, nu troostloos bezwijkt
vol met bloed, beslijkt.
Aan de boord van een diepe gracht
lag een krijgsman, ’t einde kracht.
De vrouw weet niet wie dat daar ligt
maar schouwt hem in ’t aangezicht.
Opeens slaakt zij een scherpe gil
en haar bloed wordt koud en kil.
Zij roept met wanhoop in ’t hart:
“Het is mijnen Eduard.”
“Heb dank, o, gij brave ziel,
mij te troosten waar ik viel.
Neemt en zend haar dezen brief
die ik heb zo lief.
Ik heb een kind en een vrouw
die ik achterliet in rouw.
Zeg haar dat ik sterf als een hond
van mijn diepe wond.”
“Ach”, zo snikt ze in zielsverdriet,
“o, herkent gij mij dan niet?
Ik ben uwe brave vrouw
die u altijd bleef getrouw.
O, wat hemelzoete droom,
kom toch aan mijn harte kom.
Ik werd het schepselken daar
dat zo weent zelfs niet gewaar
“Heb dank voor dees laatsten troost”
Hij omhelst zijn vrouw en kroost.
Wijl ’t hoofd op haar schouders rust
heeft hij haar gekust.
De knaapjes, nog zwak en teer,
die knielden naast beiden neer.
Zij stierven en stonden alleen
in droef geween
.
Partituur * De laatste veldslag rond Zomerghem * | |
1. instrumentaal
|
Bronnen: zangwijze: "De wisselwachter" "DE ZANGERS" zijn Léon, Louis, Ernest en Jozefien Vanderplancke. fragment uit: "Tijdschrift van de Oostendse Heemkundige Kring - DE PLATE", v.z.w." 10e jaargang, nr. 2 - februari 1981 pag. 17 lied in "De Eerste Wereldoorlog in het Vlaamse Volkslied" (MUZ0725 "Bronnen", 2001) - thesis Elke De Greef (liedblad uit verzameling Roger Hessel)