Ach had ik maar een vrouwtje
Jaak Van Gestel is dus op zoek naar een echtgenote, zo zingt hij in dit lied. Wij vermoeden nochtans dat hij al in 1912 gehuwd was te Aarschot met Amelia Tasseel, en dit lied kan niet voordien gemaakt zijn want de melodie werd pas in 1921 bedacht. Toen had Jaak al 4 kinderen …
Tenzij het een andere, jongere Jaak Van Gestel zou zijn, familie weliswaar, geboren in 1909 te Aarschot, maar waarvan we niet weten of die ook marktzanger was of zelfs nog in leven in 1921. Het zou wel heel toevallig zijn al die ook in Mechelen zou gewoond hebben.
Het zal wel gewoon een kluchtig verzinsel zijn dit lied, dat geeft de ironie in de derde strofe ook al aan.
Ach had ik maar een vrouwtje
908 [A] Jaak Van Gestel [C] Charles Borel-Clerc
Zie, ik kan van alles genieten,
’k heb goud en geld en chique toilet.
Neen, ik laat het mij niet verdrieten,
op koers en spel ben ik opgezet.
En nochtans moet gij niet verschieten
als ’k zeg, welaan,
dat ik nog niet half ben voldaan.
Ach, had ik maar een vrouwke,
fris en gezond, met roden mond,
’t zij gelijk, zwart of blond.
Ach, had ik maar een vrouwke,
ik droeg haar aan mijn hart,
in vreugd en smart.
Zo één met blauwe ogen,
tandjes zeer fijn, met handjes rein
en daarbij voetjes klein,
dan was ik voorzeker niet bedrogen,
ja, met zo’n vrouwke zou ik wel gelukkig zijn.
Zonder vrouwke kan men niet smaken
de zoete vreugde van de min.
Ach zie, kon ik toch maar geraken
aan zo ene schone engelin,
dan zou ik mij eerst goed vermaken
bij winterdag
als ’t zonneke niet meer ’n lacht.
Zij die wil zijn mijn aangebeden
moet niet zijn schatrijk of van stand
als zij maar eenvoudig brengt mede
zo een half miljoentje in pand.
G’lijk ge ziet ben ik rap tevreden
en gauw voldaan,
dus wie wil mij voor haren man?
Partituur * Ach had ik maar een vrouwtje * | |
1. instrumentaal
|
Bronnen: zangwijze: "Une femme qui passe" (1921) liedblad uit verzameling Leo Coulier (MUZ0917)