Elise en Armand
Romantisch propaganda-verhaal over een plichtbewuste soldaat en zijn al even vaderlandslievende verloofde die beiden aan het IJzerfront voorbeeldig dienen. Hij wordt levensgevaarlijk gewond tijdens de slag bij Ramskapelle en zij, verpleegster, vindt hem als bij wonder zieltogend en verzorgt hem in het ziekenhuis: het lijkt weeral op een scene uit “In Vlaamse Velden” maar hier komt aan het eind alles goed, zo lijkt het toch. Hij wordt onder het eremetaal bedolven en ze trouwen terwijl hij nog in zijn ziekbed ligt. Of hij uiteindelijk is blijven leven wordt niet duidelijk gezegd want het zou geen goede propaganda zijn als dat niet zo was.
De slag bij Ramskapelle vond plaats in oktober 1914 en was naar men zegt het begin van de 4 jaar durende loopgravenoorlog achter de IJzer. Daar werden de Duitse troepen door het Franse en Belgische leger tegengehouden zodat ze er niet in slaagden langs het Kanaal door te stoten naar Parijs. Het dorp zelf werd herschapen in een puinhoop.
We kennen de auteurs van tekst en melodie niet, wij namen het lied over zoals het ongeveer werd voorgezongen door Lien en Emma Kennis in Kasterlee, 1975.
Elise en Armand
888 [A] onbekend [C] onbekend
Zoals de vlinders, in de zomerstonden,
de bloemenmin die prijkt al aan het raam,
zo had een brave jongen ook gevonden
een meisje schoon, Elisa was haar naam.
Zij waren voor elkander geboren,
van kinds af aan beminden zij elkaar.
De oorlog kwam ’t geluk huns harten storen,
hij werd soldaat, het land was in gevaar.
“Vriend,” zucht zij, “plicht voor al,
tot de vrede komen zal.
Gij blijft mijne geliefde
hier in dit tranendal.
Het heillot zal ons leiden hand in hand
al voor het dierbaar vaderland.”
Veel maanden zijn in bange angst verzwonden,
onz’ troepen hielden aan den IJzer stand.
Doch zij heeft rust noch hartevree gevonden,
ze krijgt geen brieven meer als liefdepand.
Geen woordje nieuws, dit deed tranen vloeien,
geen enkel spoor, ze kwijnde van verdriet.
En op haar hart voelt zij zijn beeltenis gloeien,
God zeg mij wat die stilte toch bediedt?
Armand, geliefde teer,
Mocht ik u aanschouwen weer!
‘k Doe voor u niets dan wenen
Ik ben hier zo gans alleen.
Denk toch aan Lisa, uw trouwe vriendin,
’t is enkel u die ik bemin.
Ondraaglijk was het leven haar geworden.
Opeens nam zij een manhaftig besluit:
Zij zou weldra ziekenverpleegster worden.
Ja, riep ze, ’k word van ’t Rode Kruis de bruid.
’k Zal op ’t slagveld tussen vuur en granaten
Mijn liev’ling zoeken, want een stemme stil
Zegt: Ge moogt alleen hem niet laten.
Ge zult hem vinden, het is Godes wil.
Armand, ik zoek naar u,
Laat ons strijden beiden nu.
En het Rode Kruis
nam het meisje dra in huis.
Nu vooruit, riep zij, die ik vinden moet,
dat is hij, vooruit met moed.
Op zekere dag, de slag van Ramskapelle
woedde volop, de heuvel was vol vuur.
Maar zonder schroom kan ik dat niet vertellen,
Duizend vuurmonden braakten in dit uur.
En na de slag doolden ze langs die oorden
tot menige stemme die om hulpe bad.
Verschrikt hoort zij vanuit die IJzerboorden
Een zoet gekerm: Adieu, Lisa, mijn schat.
Armand, O lieve God,
Rampzalig is uw lot.
Vreeslijk was hij gewond,
het was zijzelf die hem verbond.
De arme jongen, uitgeput van kracht
werd naar het ziekenhuis gebracht.
Vreeslijk gewond lag hij reeds vele maanden,
Op ’t lijdensbed, bij hem een jonge vrouw.
De dokters zelf, dag in dag uit, die waanden
Dat ’t uur van sterven weldra komen zou.
Maar neen, één engel was bij hem aan ’t waken,
hem liefkozend, hem zoenend aan de mond.
Wat kon de dood tegen een engel maken?
Dood: achteruit, hij worde weer gezond !
’t Groot gevaar dra verdween,
daar één engel hem verscheen.
Bij ’t ziekenbed gekluisterd
hoort zij zijn stem die fluistert:
Is ’t Elisa of is ’t een engel zoet
Die mij het hart vervult met moed ?
Pijnlijk en groots waren die schone stonden
toen zekere dag een opperst generaal
het kruis van eer vol plechtigheid kwam schenken
aan d’arme jongen in de ziekenzaal.
Terzelfdertijd werd ’t huw’lijk ingezegend
van Elisa die moedig hielp haar land,
met haar Armand die zij had lief bejegend,
hij die zijn bloed vergoot voor ’t vaderland.
Jonge dochters, ’t is tot u
dat ik wil spreken nu.
Mint altijd uit der harte
in blijdschap of in smarte
uw vriend, hij is een heilig pand,
en denk ook aan het vaderland.
Partituur * Elise en Armand * | |
1. instrumentaal
|
|
2. versie Lien en Emma Kennis
|
Bronnen: opgetekend door Herman van Gorp bij Lien en Emma Kennis, Kasterlee, 1975 en gepubliceerd in "Het Volkslied in Kasterlee etc." (MUZ0903 lied nr 7-39) gekend als "De ziekenverpleegster" in Londerzeel en omgeving; als "Lied van een jonge dochter aan haar minnaar" in het Zuid-Oosten van de Antwerpse Kempen