De Moordzaak van Beernem
Begin dit jaar werd op EclipsTV de BRT-reeks “De bossen van Vlaanderen” (1991) heruitgezonden. De daarin geportretteerde gebeurtenissen waren gebaseerd op de echt gebeurde reeks moorden in Beernem waar talloze marktzangerslieden werden over geschreven. Tamboer werd er beroemd mee, maar hij was niet de enige die gefascineerd was door deze reeks onopgeloste misdaden.
Hector De Zutter kreeg in de TV-reeks de naam Eugène Mertens (gespeeld door Lucas Van den Eynde) en Baron Henri de Halleux (gespeeld door Ugo Prinsen) was de verpersoonlijking van jonkheer Henri d’Udekem d’Acoz, op 2 september 1915 dood teruggevonden, begraven in een bos. In de TV-reeks treedt overigens ook een marktzanger op, gestalte gegeven door Marijn Devalck.
De TV-versie is voor alle duidelijkheid géén reconstructie van de feiten, die waren immers te onvolledig bekend, wel een geromanceerde interpretatie ervan. We hebben al gemerkt bij eerdere vermeldingen van liederen over de “moorden van Beernem” dat de gemoederen nog steeds hoog oplopen bij de nazaten van slachtoffers en al of niet vermeende daders, precies omdat er zoveel onduidelijkheden en vraagtekens zijn gebleven omwille van een indertijd slecht uitgevoerd en wellicht gedwarsboomd gerechtelijk onderzoek.
Dit lied is geschreven door Aloïs Van Peteghem uit Sint-Amandsberg-Gent op de melodie van “Au pays des fleurs”, een foxtrot bedacht door Rousseau & Philippon. Het proces waarvan sprake in het lied had plaats midden 1929.
Op een ander liedblad van dezelfde Aloïs Van Peteghem is er geen tweede refrein maar wel een derde strofe die later dan weer wegviel. Het illustreert hoe marktzangers zich aanpasten bij het opduiken van nieuwe gegevens of omdat het lied in een andere omgeving werd verspreid.
Hieronder een uitvoering van “Au pays des fleurs” door Bérard in 1927, 1 jaar na de dood van / de moord op Hector De Zutter.
De Moordzaak van Beernem
[A] Aloïs Van Peteghem [C] Rousseau & Philippot
Hector De Zutter die liet zijn leven.
Wie heeft hem den hamerslag gegeven?
Dat punt blijft met een geheim omgeven,
’t is toch door iemand toegebracht.
Zijn lijk werd ontdekt drie weken later,
het dreef in de vaart half boven water.
Mensen trokken het op met een droef gemoed,
het hoofd droeg een wond en verder was ’t bebloed.
1.2. Moeder, kinders te gaar
maakten een droef misbaar.
Die brave jongen was er niet meer,
en zij beminden hem toch zo zeer.
Wat groot verdriet en smart
al voor dat moederhart.
Heden vraagt zij rechtvaardigheid
over dat moordend feit.
Het berucht proces is aangevangen
en het gaat volop nu zijne gangen
en de mensen snakken met verlangen
naar ’t einde van dat moordbedrijf.
Ja, vele getuigen die verklaren
wat zij dienen nacht kwamen ontwaren
wat z’hebben gezien en wat z’hebben gehoord
en dat zij dachten: men begaat daar een moord.
Ook de experten komen bewijzen
dat men op geen versmoring mag peinzen,
dat de zuiver waarheid moet verrijzen
want die hoofdwond heeft hem gedood.
Het is uit de lijkschouwing gebleken
dat kan men nu toch niet tegenspreken.
(Al ligt de waarheid soms al neer in het graf,
al hetgeen haar drukt moet er toch eens vanaf)(1)
3. De verdachten te gaar
verstaan zeer goed malkaar.
Zeer weinig spreken, dat is hun plan,
maar toch sterk liegen zoveel men kan.
Maar die misdaad blijkt klaar
en het bewijs is daar.
De moordenaar die ’t heeft gedaan
zal zijn straf ondergaan.
Ook den advokaat komt te weerleggen
’t geen men hier met valsheid komt te zeggen,
alles komt hij naar boven te dreggen,
hij spreekt zonder haat, zonder vrees.
Ook den heer Ost noemt nu ook de dader
met de medeplichtigen te gader,
hij vraagt een strenge straf voor die laffe moord,
want zo een schelmstuk is nu toch ongehoord.
4. D’ander pleiten onschuld
Geen bewijs is onthuld.
Volgens hun zeggen is er geen moord,
dien armen jongen is er versmoord.
Die heren houden staan
dat het zo is gegaan.
D’onschuld is klaar in deze zaak,
dus vragen wij vrijspraak.
De rechtvaardigheid komt zegepralen
en de rechtbank komt er eer van halen.
D’overtuiging kan nu toch niet falen
en die kerels krijgen twintig jaar.
De daders moeten het hoofd neerbuigen,
hun hels plan van leugens valt in duigen.
’t Is daarmee niet uit want de rechtbank van God
zal later ook zien dat men met Hem niet spot.
5. Mensen, volgt goede raad,
pleegt nooit zo een misdaad.
Tracht hier te leven zoals ’t moet zijn,
dan komt gij nimmer in druk en pijn.
Behoud uw goede naam,
dat is toch aangenaam.
Leeft hier op aard als kristen mens,
dan gaat alles naar wens.
(1) de versregels tussen haakjes heeft Van Peteghem geleend van Joost Van den Vondel en dat heeft hij keurig vermeld op zijn liedblad.
Partituur * De Moordzaak van Beernem * | |
1. instrumentaal
|
Bronnen: liedblad van Aloïs Van Peteghem uit de verzameling van Eliane Van Geyt (MUZ0821 pag. 10)