Lowieke en Marieke
Liedblad van het echtpaar(1) (Joannes Henri) Peeters- (Maria) Van Gestel uit Aarschot, ook voorgezongen door Anna Van Heuckelom, Kasterlee, bandopname circa 1975 Herman Van Gorp.
Zangwijze: “Lison-Lisette” van Ch. Borel-Clerc 1920
Het is op het eerste zicht een “zoet liefdeslied” maar de toon verandert vanaf de derde strofe: de galante en vrijgevige Lowieke blijkt door Marieke gepluimd te zijn. De kameraden, bij wie hij zo vaak fier zijn mooie verovering ter sprake bracht, lachen hem nu en beetje uit, maar Lowieke schijnt het allemaal nogal filosofisch op te nemen.
(1) gehuwd te Aarschot op 23 april 1894
Lowieke en Marieke
[A] Peeters – Van Gestel [C] Ch. Borel-Clerc
Ik ben van den buiten gekomen
Om te zoeken een schone vrouw,
Maar nu heb ’k er een Janverdomen
Gevonden nog al vlug en gauw,
Zij heeft twee kaken gelijk abrikozen,
Rood als een haan, ze staat mij aan
Want gisteren heeft ze mij nog gezworen
Dat ze met mij wilt het stadhuis opgaan.
Wacht nog een week of tien,
Dan zult g’een feestje zien.
Als ze mij zien met Marieke,
Hoor ik zeggen achter mij:
Ziet hem gaan dat is Lowieke.
De schoonste vrouw aan zijn zij,
Daar heeft geen een aan te rieken,
Ze is galant daarbij, o ja.
Z’heeft een bloemeke, Marieke,
Voor Lowieke, troela la.
Mieke kon van mij alles krijgen,
Zij was schoon, maar z’had geen toilet.
’k Zag ze geren, dat spreekt van eigen,
Ik heb ze g’heel in ’t nieuw gezet.
Ik trok met haar menige winkel binnen
En op den duur nog per voituur.
‘k kocht haar nen hoed en ook een paar bottinnen,
ene sacoche en daarbij een foeruur,
ja, ik betaal mij blauw:
Goud is schoon voor een vrouw.
Ik kocht haar drie gouden ringen,
een bracelet en een speld
En nog heel veel schone dingen
waar Marie was op gesteld.
Dan liet zij ons huiswaarts rijden.
Nen garni op de Zuiderlei,
daar mocht ik mij zeer verblijden
met Marieke, zij aan zij.
Maar des and’rendaags janverdore
Had ze mij daar een toer gespeeld
In plaats van trouwen, ’k was geschoren,
want ze was weg met al mijn geld.
Afin, Marie moest mij toch niet beminnen
Moest zij zulks doen. o die kapoen,
Ze was weg met mijn broek en mijn bottinnen
Z’had alles mee, wat viel er aan te doen.
Toch heb ik haar zo lief,
dien fijnen hartedief
’k Was g’arrengeerd van Marieke
En elk die riep nu algauw:
“Wel, wat denkt g’er van Lowieke?
Waar zit nu uw schone vrouw?”
Ja, het was een ferrem bieke
Of ik nu klaag neen of ja,
’t Is het ergste voor Lowieke
van Marieke’s troela la.
Partituur * Lowieke en Marieke * | |
1. instrumentaal
|
|
2. Anna Van Heuckelom, Kasterlee (1975)
|
Zanger Frans Lievens uit Nieuwerkerken bij Aalst zingt vrijwel dezelfde tekst met hier en daar wat aangepaste rijmen zodat ze ook werken in het dialect. Hij zegt niet dat hij de auteur is.
Zanger Baptist Trève uit Brussel liet “zijn” versie drukken bij de “Drukkerij der Zangers” in Brussel. Hij vermeldt het niet maar het is duidelijk op dezelfde melodie.