Den Hemel
In maart 2016 vroeg Inge Hannes ons dit:
"Goeiedag, Ik herinner me nog iets van een oud Antwerps lied dat mijn grootmoeder zong. Ik dacht dat de titel ‘In den Hemel’ was, maar ik vind er niets van terug. Een stukje eruit: “… ‘k hoorde hem al reutelen (SintePieter), met zijnen bos met sleutelen, ‘k zag daar 6 miljard talloren rijstpap staan …" (...)
Wij moesten toen nog antwoorden: “In Londerzeel/Wolvertem werd bij een zekere Jozef Meskens volgende tekst genoteerd, die hij “in vroeger jaren had horen zingen in de café’s” maar van de melodie geen spoor. Als u die kent …” waarna we de integrale tekst in kwestie lieten volgen.
Ondertussen vonden we dit lied ook terug in “Zo de ouden zongen”, mét de melodie zoals die circa 1980 nog gekend was in Sint-Niklaas-Waas en een lichtjes afwijkende tekstversie. Na het omzetten en bewerken van die melodie ontdekten we een meer dan toevallige gelijkenis met “Tout le long de la Tamise”, gecomponeerd in 1916 door Eugène Rosi.
Ook marktzangeres Césarine De Smet had het hemellied op haar repertoire, en dat vonden we terug op een (andere) website met oude liedbladen
Waarom vonden we die tekst 4 jaar geleden nog niet terug?
Wel, we hebben vele honderden van de oude liedboeken die we links en rechts op de kop konden tikken gedigitaliseerd en de tekst met OCR proberen leesbaar en doorzoekbaar te maken maar dat lukt alleen maar goed als het origineel degelijk en met regelmatige letters is gedrukt. Dat is bij oude drukwerken – en zeker bij goedkope volkse edities op ruw papier of boeken “in eigen beheer” gemaakt op een oude typmachine – niet altijd het geval. Bij handgeschreven liedjesschriften lukt dat al helemaal niet, tenzij we die overtypen, een tijdrovende bezigheid.
Bovendien wijken teksten nogal eens af, hetzij omdat dialectwoorden soms werden omgezet naar “beschaafd” nederlands, hetzij omdat de zegslieden woorden verkeerd hadden begrepen of onthouden.
Zo vindt de computer “6 miljard talloren” bijvoorbeeld niet terug als iemand anders “zes milliard teljoren” had geschreven. En dan moet ons roestige geheugen het oplossen als we nog eens systematisch één van die boekwerken doornemen.
Dat is voor dit lied in extremis dus gelukt, hoera!
Den Hemel
tekstschrijver onbekend – melodie naar Eugène Rosi (1916)
Vrienden lief wat heb ik deze nacht gedroomd,
heel mijn beddenbakske dat was overstroomd.
‘k Was zo dood als ene pier,
maar toch had ik nog plezier.
‘k Had op aarde nooit geen mensen kwaad gedaan
dus mijn zieltje zou wel naar den Hemel gaan,
en met ’n man of drij
legden ze mij opzij
en iedereen die zei:
Helaas, geeft ‘m als afscheid allen nog een kruisken
in ’t dodenhuizeke.
‘k Vloog toen recht al naar den hemel
met den Engel Gabriël
Onder zijne vleugel,
vatte’k zijnen teugel
ja, geen enkel vogeltje dat vliegt zo snel
Toen wij aan den Hemel kwamen,
Sinte Pieter die kwam aan
‘k Hoorde hem al reut’len
met zijn bussel sleut’len
‘k zag daar zes miljard telloren rijstpap staan.
In den Hemel zag ik met een blij gemoed
mijne Va en mijne Moe en broerken zoet
“Wel Jefke zijde gij dat?
Wel Jefke” riep mijn Mama,
“Geef mij toch een kuske ach mijn schatje klein,
gij waart nog zo jong als ik gestorven ben
Uw vader heeft gezee wat voor ’n stiel gij deê,
gij zingt gij liedjes hé kadee?
Komaan, zing nu voor ons er ook eens eentje
en hef uw beentje.”
Ik zong dat den Hemel trilde,
Sint-Cecilia speelde mee.
Al d’engeltjes kwamen dan rond mij tesamen
en ze riepen: “Kijk, dat is ons Jefke hé!”
“Proficiat mijn beste jongen,
proficiat mijn rare guit, gij kunt ons vermaken”,
zo sprak ons Lief Vrake,
“kiest u maar het schoonste engelinneken uit.
In den Hemel daar is alles lief en schoon
Ons Lieve Vrouwke zit daar op een gouden troon.
Daar ziet men geen woekeraars
geen suikeropstapelaars.
Suiker komen d’engelkens daar niet tekort
en zijn nog nooit magazijntjes ingestort.
Men ziet geen passagiers,
soldaten, meest lanciers,
maar weinig rijke renteniers.
En iedereen vliegt daar rond in de ruimte
gelijk ’t gepluimte
Men ziet geen gegalloneerde
generaals of kolonels,
geen gepensioneerden, geen gedecoreerden.
Men ziet er geen vrouwen met een berenpels
en daar schept men maar genever
g’lijk hier water uit de vaart.
Zilveren fourchetten, satijnen servetten,
al die binnenkomt die krijgt een rijstpapkaart.
Vrienden lief, nu heb ik toch verbaasd gestaan!
‘k Wist niet dat er beesten naar den Hemel gaan.
‘k Zag daar heel de zoölogie
en d’insectengalerie,
mezen, muizen, molenaren, menig mol,
heel den Hemel zat er overkroppens vol.
Opeens maakte mijn vrouw mij wakker en zei: “Gauw,
’t Is tijd om op te staan, ’t was flauw,
‘k dacht haar ne ferme opdoffer te geven,
ik sloeg er neven.
‘k Ging op zoek naar mijn mamake,
haar portretje vond ik gauw
bovenop mijn schaawken
neven dat van pake.
Toen ging ik op zoek naar Onze Lieve Vrouw.
Ons Liev’ Vrouw kon ik niet vinden,
lievevrouwebeestjes wel
‘k Telde een dozijntje
Op mijn kus’nfluwijntje
‘k Was niet in den Hemel
maar wel in de hel!
Partituur * Den Hemel * | |
1. instrumentaal
|
Paul Hermans stuurde ons in januari 2019 een bandopname van 1970 waarop zijn grootvader (blijkbaar) hetzelfde liedje zong!
2. opname circa 1970
|
8 Commentaren
prachtig hoe jullie dat allemaal kunnen terugvinden. Proficiat !
Beste, ik ben al lang op zoek naar een gedichtje met als tittel “De boer en de uil” en gaat als volgt: “Der kluisde ne keer al op de hei een boer niet verre van mol en op een zuchtje vandaar een uil in een linden hol”. Dit is alles wat ik er nog van weet en zou uit een boek komen die uitgegeven is in Kortrijk. Mocht U dit vinden dan zou ik het graag hebben.
Met vriendelijke groet.
Eugeen Goossens
Geen spoor hiervan in mijn bibliotheek van meer dan 800 gedigitaliseerde (muziek)boeken. Misschien gaat er een licht op bij bezoekers van onze website?
Der kluisde ne keer al op de hei
een boer niet verre van mol
en op een zuchtje daar vandaan
een uil in een linden hol.
En toen kwam die boer ’n keer in zijn stal,
’n keer dat het donker was,
En daar vloog die uil in de boer zijn stal
en riep noch kris noch kras.
En de boer die stak zijn lantaarn aan,
en stiet de staldeur toe.
En toen zag de boer opeens de uil
die zat op de kop van een koe.
En de boer die keek
en de boer die dacht :
wel uit wat zit je daar stom.
En de uil die keek
en de uil die dacht :
wel boer wat kijk je toch dom.
En de boer die keek,
en de uil die keek
en anders in die stal
gebeurde er niemendal.
Deze tekst, geschreven op een memobriefje, toevallig in handen gekregen. Ik was eveneens op zoek naar meer info over dit gedicht
In het boek “Een tweede eeuw?” (Piet Thomas) wordt dit toegeschreven aan Pieter Meersseman, alias Pieter de Boer alias Pieter van Moerlande (+1986) afkomstig uit Lendelede. Na zijn dood zou er een bloemlezing van zijn gedichten uitgegeven zijn door het “Huldecomité Pieter Meersseman te Lendelede” met daarin o.a. het gedicht “De Boer en de Uil”. Wij hebben die boeken zelf niet maar vonden citaten ervan in Google Books.
Bedankt voor de informatie.
Het is een geruststelling te weten dat zulke pareltjes toch bewaard worden.
met vriendelijke groet,
Liliane Vanhove
Geachte,
dat is nu al meer dan 40 jaar dat ik hier achter zoek en jullie hebben dat gevonden, prachtig.
Dit gedichtje werd door een leraar Nederlands voorgedragen op een avond in 1968 toen ik in de avondschool zat voor het diploma van gegradueerde in de boekhouding. Lang heb ik het kunnen onthouden maar door de jaren verloor ik een deel, ben nu 84 en ik mag zeggen je hebt mijn dag goed gemaakt.
Met vriendelijke groeten.
Eugeen Goossen
Geachte mijnheer,
Fijn om horen.
’t zijn toevalligheden die ook mijn dag kleuren.
met vriendelijke groet,
Liliane Vahove