De ere-dief
We hebben het hier niet over een gelauwerde, gewezen dief maar over een man die de “eer” van een vrouw steelt…
Het lied vertelt hoe een paar kinderen ’s avonds mekaar schrik proberen aan te jagen met gruwelverhalen: moeder slaapt, vader werkt ’s nachts in ’t fabriek en de kinderen hebben nog niet veel zin om dodo te doen.
De oudste vertelt een bloedstollend verhaal over een inbreker die ’s nachts een huis binnendringt, de ouders vermoordt en de kinderen meeneemt om er bedelaars van te maken. De schrik slaat hen allemaal om het hart als ze ook werkelijk bonkende geluiden horen en gegil afkomstig uit de slaapkamer van moeder.
Ze lopen bang door het nachtelijk duister richting fabriek, naar vader, om hulp. Die snelt naar huis maar stelt vast dat de dief eigenlijk zijn vrouw kwam “stelen”. Hij schiet de man neer en wil ook zijn overspelige vrouw doden maar ziet dan zijn verschrikte kinderen staan en stuurt ze gelaten naar hun moeder. Einde.
Willy Lustenhouwer noteerde tekst en (oude) melodie in de omgeving van Brugge maar meer weten we er niet over. Wel dat Lionel “Tamboer” Bauwens hetzelfde verhaal vertelde op de melodie van “Riquita” (zie voor de melodie “De rest is in ’t frans“). We laten u hieronder ook mee genieten van zijn versie, maar eerst de “originele”!
De ere-dief
De man die werkte gans de nacht.
De moeder sliep, de kind’ren zacht
vertelden gruwelen aan elkaar
van bloedig’ oorlog en gevaar.
D’oudste die sprak: ik weet iets nief,
maar wees niet bang, ’t is van een dief
Een wrede man, een moordenaar,
kom, wees nu stil en luister maar.
Een lelijkaard, mijn beste broer,
die lag op zeek’re dag op loer,
’t was klaar, hij had iets in de zin
en ‘s nachts sloop hij een huisje in,
schoot d’ouders dood, liep dan gezwind
met in zijn armen een klein kind.
Vlucht’ er mee weg, de onverlaat
en liet het beed’len langs de straat.
Op ’t moment dat zij dit vertelden
hoorden zij gerucht en z’ontstelden.
Z’hoorden kloppen onder hen saam
en vol van schrik bleven ze staan.
Wat mag dit zijn, mijn liefste broeder?
’t Is aan de kamer van ons moeder.
De deur die kraakt, men hoort een gil
en alles blijft nu doods en stil.
Ach, broeder lief, dat is een dief,
lopen wij vlug naar vader lief!
Wij kruipen door het venster uit,
neem stil uw schoen, maak geen geluid.
De maan die schijnt daar juist met licht
op beide knapen hun gezicht.
Vervuld van angst en vol van schrik
kwamen bij vader op ’t fabriek.
Ach vaderlief, kom rap naar huis
er is bij ons een dief in huis.
De man die volgde dan zeer gauw
maar vond een dief die stal zijn vrouw.
Hij lost’ een schot en sprak geen woord,
de minnaar viel, het hart doorboord.
Hij richtte dan ’t wapen op haar
helaas, zijn kind’ren stonden daar.
Broeder lief, den dief is niet meer
want ziet ons vader schoot hem neer.
Hij sprak tot zijne kind’ren teer:
gaat, en omhelst uw moeder weer.
Broeder lief, den dief is niet meer
want ziet ons vader schoot hem neer.
Hij sprak tot zijne kind’ren teer:
gaat, en omhelst uw moeder weer.
Partituur * De ere-dief * | |
1. instrumentaal
|
Versie van Tamboer – zangwijze “Riquita”
“Er was een dief in huis”
Vader werkte op ’t fabriek hij had de nacht
Moeder sprak tot haar twee kinders slaapt er zacht
Zij verliet hun bedje maar
En dacht er niet aan gevaar
’t Oudste broerken kon niet slapen en gestoord
Had op moeders kamer een gedruisch gehoord
Vol van angst wekte hij weer
Uit een droom zijn zusje teer
Refrein
Zusje lief wat zou dat mogen zijn
Mijn hartje klopt van schrik en van pijn
‘k Hoor lawijt op de kamer van moeder
Luistert maar eens te saam met uw broeder
z’Hoorden zuchten en ook een gedruisch
Ja daar was wel een dief in hun huis
’t Meisje wilde moeder roepen vol van schrik
Maar het mocht niet van zijn broeder in ’t verschiet
Sprak hij stil mijn zusje klein
Dra zal vader hier wel zijn
’t Was weer licht op moeders kamer en geluid
Beide kinders vluchten langs het venster uit
Vol van angst en grooten schrik
Kwamen z’ aan vaders fabriek
Komt met ons schreiden de kinders vader lief
Bij ons ’thuis op moeders kamer is een dief
Wij zijn er toch zoo bang
Vaderken o wacht niet lang
Vrees niet kleine sprak hun vader toch zoo teer
‘k Ga met u naar huis mee bij uw moeder weer
Hij volgde zijne kinders gauw
’t Was een dief die stool zijn vrouw
Slotrefrein
Vader opent de deur wat ziet hij
Een bedrog van zijn vrouw, minaarij
Woede en haat moest de man ’t overwellen
Want een schot kwam den dief neer te vellen
Vrees niet meer sprak hij met droefheid groot
Kinders lief ‘k heb den dief hier gedood