0

De gelukkige echtgenoot

Geplaatst door Johan op 22 augustus 2018 in cahiers, liedboeken, liederen, Over Liefde & Verdriet |

In een liedverzameling uit de regio Kortrijk, ons recent bezorgd door Roos Putman en afkomstig van haar vader (1900-1971), vonden we ondermeer het verhaal van een gelukkig getrouwde man, onder de titel “Mijn vrouwke is het beste”


De melodie en een variante van de tekst vonden we ook terug in het “Iepersch Oud-Liedboek”, samengesteld op basis van eigen opzoekingen door Albert Blyau (1872-1946) met muzieknotatie van Marcellus Tasseel.


Dit lied is een unicum: een jongeman is voor de verandering eens tevreden over zijn echtgenote!

In tientallen oude liederen  worden echtgenotes opgevoerd als trouweloze, bedriegerige feeksen, met verborgen gehouden lichamelijke afwijkingen en met gedragsstoornissen. Kijk maar naar bv. “Het portret van mijn Charlotte” , “Dikke Jeannet van Bachten de Kuppe” , “Als een meisje spreekt van trouwen“, “Sapristie” , “Pas op voor de vrouwtjes“, enzovoort.



Houten klompen mét voering:
ze bestaan nog in … Australië

Hier niet: de jongeman bezingt zijn paradijselijk leven met een jonge vrouw die werkelijk alles voor hem doet. Zij trekt zelfs helemaal naar Brussel om voor hem een paar warme, gevoerde klompen te kopen! Of hij zelf ook enige bijdrage levert in het huishouden komen we in het lied niet te weten.
We vragen ons dan verwonderd af of het misschien allemaal ironisch bedoeld is, maar aangezien het lied volgens Dr. Blyau van rond 1830 dateert en het door hem werd opgetekend bij zingende vrouwen en jonge meisjes, denken we dat het inderdaad een romantisch beeld moet brengen en tegelijk een overzicht van wat van een perfecte echtgenote werd verwacht …
Ha, die “goede oude tijd”!


Liedverzamelaar Albert Blyau was geboren in Gent maar verhuisde ambtshalve in 1908 op 36-jarige leeftijd van Ieper naar Tienen waar hij huwde en bleef voor de rest van zijn leven. Een eerste, onvoltooide versie van het boek met een handvol liedjes kwam uit in 1900 toen hij nog student was. Hij werkte er aan voort, ook na zijn pensioen in 1937 en het “volledige” werk met 234 liederen kwam er pas in 1962, vele jaren na zijn dood in 1946.

In de bespreking van de eerste beperkte uitgave van het “Iepersch Liedboek” schrijft Medard Verkest in 1898 in het “Tijdschrift van het Willemsfonds”:

"De liederen tekende hij op niet alleen te Ieper. maar ook te Poperinghe, te Passchendale, Moorslede, Zonnebeke en omstreken." ...
 "Het zijn dus kinderen. jonge meisjes, kantwerksters en vooral ouwe wijfjes, die de bouwstoffen voor de verzameling des Heeren Blyau geleverd hebben en opmerkenswaardig is het dat men in die weinig ontwikkelde, doch weldenkende wereld, nog zoveel liederen aantreft, die bepaald met de welvoegelijkheid of dé zedelijkheid overhoop liggen."

Dat valt in het relaas van “De gelukkige echtgenoot” geweldig mee.
Wij combineerden de teruggevonden teksten en pasten ze waar nodig aan om beter de melodie te respecteren.

De gelukkige echtgenoot

Komt vrienden, luistert, ik zal ’t hier verklaren,
ik ben nog maar een drie maanden getrouwd
al met een vrouwke van zeventien jaren,
is zij wat jong, het is een brave vrouw.
Van ‘s morgensvroeg kent zij mijne manieren
zij brengt een dobbele maat naar mijn bed
en als dien uit is zal zij niet mankeren,
de koffietafel heeft zij reeds gezet.

En als dien uit is zal zij niet mankeren,
de koffietafel heeft zij reeds gezet.

En als ik thuiskom rond de twaalef uren,
mijn stoel is al bij de stoof geplaceerd,
zij staat mij af te wachten bij de deure
dat is een vrouwtje dat mij estimeert!
Droge patatten die moet ik nooit eten,
er is altijd nog wat vlees of wat vis.
Een liter Faro zal zij nooit vergeten:
op mijne tafel is’t altijd kermis.

Een liter Faro zal zij nooit vergeten:
op mijne tafel is’t altijd kermis.

Des avonds nadat wij zijn gaan souperen
maakt ze een kruik met warm water gereed.
Zij komt dat aan mijne voetjes placeren,
vrienden dat maakt mijn matrasse zo heet.
Kom ik te slapen al bij mijne vrouwe
en is het koud dan kruipt zij dichterbij
al vroos’t zo hard, ik gevoelde geen koude
dat vrouwke doet er zovele voor mij.

Al vroos’t zo hard, ik gevoelde geen koude
dat vrouwke doet er zovele voor mij.

Op carnaval ging ik er naar de kerke,
ik kwam zat thuis en ze zij niet één zier.
Wijl zij meteen aan mijn botjes ging werken
viel’k op mijn gat wel ne keer of drie vier.
Maar toen begon ze op mij niet te kijven,
neen, ’t was contrarie, ze lachte daarmee!
Bij zo een vrouwke wil ik altijd blijven,
er zijn geen betere in onze stee.

Bij zo een vrouwke wil ik altijd blijven,
er zijn geen betere in onze stee.

Zij kwam mij ’t laatst een paar klompen te halen
omdat ik kou aan mijn voeten had gehad
waarvoor ze zestien en half moest betalen
in de Scheepstraat, in de Brusselse stad
Dat waren blokken met vellen van binnen,
ik was kontent als ze die aan mij gaf.
Dat vrouwke zal ik voor eeuwig beminnen,
sterft zij dan ga ik met haar in het graf!

Dat vrouwke zal ik voor eeuwig beminnen,
sterft zij dan ga ik met haar in het graf!

 

Partituur * De gelukkige echtgenoot *
      1. instrumentaal

Tags:

Plaats een antwoord

HTML-code is niet toegestaan (pech voor SPAMmers)

HTML-code niet toegestaan
Form filling spam bots are redirected to the FormSpammerTrap.com web site.

Loading...

Verstuur uw reactie

Deze website gebruikt Akismet om spam te verminderen. Bekijk hoe je reactie-gegevens worden verwerkt.

Copyright © 1967-2024 Wreed en Plezant Alle rechten voorbehouden.
Deze site is gemaakt met behulp van het Multi sub-thema, v2.2, bovenop
het bovenliggende thema Desk Mess Mirrored, v2.5, van BuyNowShop.com