Het lied van de pap
Nog zo’n zeer oude, traditionele melodie, terug te vinden in honderden liederen, waaronder politieke pamfletten, is het “Lied van Pierlala”, een legendarische figuur die zowel de genen van Tijl Uilenspiegel als die van Pallieter in zich had. In alle liederen op die melodie gebeurt er wel iets ondeugends of uitdagends. Ook zo in “Het lied van de pap” waarin een hilarische gebeurtenis tijdens een kerkdienst wordt verteld en waarbij de verstrooide koster het mikpunt van leedvermaak is geworden.
We combineerden de versies die we vonden in “Geschiedenis van het Café-chantant” en in “Van Zinge en Speule” delen 4 en 5, verzameld door Harry Franken. Die laatste noteerde de melodie zoals ze op verschillende plaatsen in de Kempen werd gezongen en daarin is met veel moeite de wijze van “Pierlala” nog te herkennen. En ook bij Lustenhouwer is de melodie niet helemaal dezelfde als de versie die we kennen uit de schoolboekjes… van lang geleden, toen er op de lagere school nog vele traditionele liederen werden aangeleerd.
Het lied van de pap
Daar is een schone klucht geschied, en dat door kosters fout.
Door sneeuw en wind, wie weet het niet, is het des winters koud
en zeek’re dag wilt goed verstaan,
wanneer de vroegmis aan moest gaan,
toen ging er niemand aan het werk, maar elkeen naar de kerk.
toen ging er niemand aan het werk, maar elkeen naar de kerk.
Mijnheer pastoor kwam aangegaan, ging naar de sacristij,
En sprak dan zijne koster aan: dat hier wijwater zij,
Mijnheer pastoor ’t is door de vorst,
zo hard bevroren als een korst,
Mijnheer pastoor kom maar gewis, zien hoe ’t bevroren is
Mijnheer pastoor kom maar gewis, zien hoe ’t bevroren is
Of het bevroren is of niet, het moet ook zijn ontdooid,
Want zoveel vreemden als gij ziet, die waren hier nog nooit.
De koster nam ’t wijwater aan,
en is er mee naar huis gegaan,
En zette neder met plezier, ’t wijwater aan het vier
En zette neder met plezier, ’t wijwater aan het vier
De kostersvrouw had pap gekookt, voor knecht en klein en groot,
Die pap was dik en welgebrokt, heel stijf van roggebrood,
De koster gierig met goed fatsoen,
inwijl nog gauw ’n druppel doen.
Dat smaakt naar ’t schijnt wel nooit zo zeer, dan in het winterweer.
Dat smaakt naar ’t schijnt wel nooit zo zeer, dan in het winterweer.
Opeens hoort hij de beeklok slaan, de mis was aanstonds uit,
Dan is hij ras naar huis gegaan, daar lag het spel verbruid,
Zijn vrouw die was juist bij geval,
de koeien melken in de stal,
haar man nergens geen licht ’n vond, en in d’n donk’ren stond
haar man nergens geen licht ’n vond, en in d’n donk’ren stond
Hij meende dat ’t wijwater was, hij nam de pappot aan,
En is ermee al even ras naar ’t sacristij gegaan,
Pastoor die in d’n donker stond,
stak zijn kwispel tot op de grond,
Hij meende zonder twijfel dat, hij goed wijwater had.
Hij meende zonder twijfel dat, hij goed wijwater had.
Nu, Dries kreeg zijn gezicht vol pap, Jan kreeg het in zijn haar,
Eenieder lachte met die grap, maar ik was rap vandaar.
En Klaaske die riep met geweld,
ziet eens hoedat ik ben gesteld,
‘k Kreeg gans de kwispel op m’n kap, en louter roggepap.
‘k Kreeg gans de kwispel op m’n kap, en louter roggepap.
De vrouwen aan de linkerkant die kregen ’t in hun oog,
omdat de pap heel dik van brij, zo duivels vloog omhoog,
Zij raapten gauw de voorschoot op,
en smeten hem op hunne kop,
De een drong d’andere vooruit, welhaast de tempel uit.
De een drong d’andere vooruit, welhaast de tempel uit.
Mijnheer pastoor die ’t on’val zag, sprak zijne koster aan,
Ach heer, sprak dees, in droef beklag, wat heb ik nu gedaan?
Mijnheer pastoor bekijf mij niet,
ik mis de pap tot mijn verdriet,
En dan mijn vrouw, ach heer pastoor, hoe trek ik mij er door?
En dan mijn vrouw, ach heer pastoor, hoe trek ik mij er door?
Alsdan is hij naar huis gegaan, maar hoort eens hoe zijn wijf,
Zodanig vloog aan ’t kijven aan, voor zo’n stom misbedrijf.
Mijnheer pastoor lacht met die klucht,
en al de vreemden met genucht,
Papkoster wordt hij nu genaamd, gelijk het ook betaamt.
Papkoster wordt hij nu genaamd, gelijk het ook betaamt.
Partituur * Het lied van de pap * | |
1. instrumentaal
|