Van knolderie selderie tsjoek tsjoek tsjoek
Dit is een lied dat in select gezelschap werd gezongen, niet op markten en pleinen en ook niet op café of op familiefeesten. Het leunt aan bij de Sea Shanty’s maar heeft niets met de zee van doen. Het werd in dit geval waarschijnlijk gezongen in soldatenmiddens en de auteur was vertrouwd met land- en tuinbouw. Gezamenlijk kenmerk van deze liederen is dat ze ontstaan zijn en gezongen werden tijdens de (eentonige) handenarbeid.
Het herhaalde “knolderie selderie tsjoek tsjoek tsjoek” bootst het geluid na van werktuigen … of zo. Varianten vinden we ook terug bij liedjes over andere beroepen zoals wollewevers, smeden, scharenslijpers, …
Ook de dienstmeiden of huisvrouwen zongen tijdens de dagelijkse arbeid ellenlange liedjes, meestal eeuwenoude romantische balladen.
Bij dit lied is het niet vergezocht om er een dubbele, erotische bodem in te herkennen.
Harry Franken noteerde deze versie bij Mien van de Ven te Brakel en voegt er aan toe dat hij er meer dan drie versies van vond en publiceerde.
Van knolderie selderie tjoek tjoek tjoek
1. En toen ik op mijne molen stond
Van knolderie selderie tjoek tjoek tjoek
En toen ik op mijne molen
van tjoek tjoek tjoek
En toen ik op mijne molen stond
2. Toen zag ik daar een mooi meisje staan
3. Ik vroeg aan haar of ik mee mocht gaan
4. Zij schudde van nee maar ze meende van ja
5. Toen zijn we samen naar huis gegaan
6. Het bovenste laken dat was gescheurd
7. En wie dit liedje heeft gedicht
8. Ja, die kan fietsen al zonder licht
Partituur * Van knolderie selderie tsjoek tsjoek tsjoek * | |
1. instrumentaal
|