De nieuwe spuitmachien
Op de zangwijze1 “Den baas van ’t kot” (van A.V. Bultynck 1844-1917) schreef Karel Waeri een spotlied over de toepassingen van een in zijn tijd pas ontdekte grondstof die op het eind van de 19e eeuw ook in Congo werd gewonnen uit de “Ficus Elastica”: de caoutchouc.
Latex & rubber dus. Wij denken bij het vernoemen van die uitvinding meteen aan al het nuttige dat daar inderdaad is uit voortgekomen: potloodgommen, auto- en fietsbanden, een rubberboot, de stootbanden van een biljart, de stop in een wasbak, waterdichte laarzen, elastiekjes, isolatie voor elektricteitsleidingen, fluisterasfalt, het rubberen badeendje van Ernie …
Maar we wijken af…
Waeri heeft blijkbaar maar 1 toepassing in gedachten die hij niet met name durft te noemen maar die volgens hem het bestaan van het mannelijk geslacht bedreigt. ” ’t Mannenvolk kan niet meer dienen ,’t is gedaan met ’t kegelspel” op het eind van de eerste strofe, het is nog niet heel duidelijk waar hij het over heeft.
In de tweede strofe lacht zijn vrouw hem uit want “met die leste nieuw inventie heb ik u niet meer vandoen”. Een afwasrobot?
In de achtste strofe trekt hij naar de markt en hij wil “hem” verkopen want “Ik kan hem missen aan mijn lijf”. Het begint te dagen …
In de negende strofe verontschuldigt hij zich voor zijn kleine “machine, z’is wel van geen boerenpeerd.” en in de volgende strofen wordt het echt wel duidelijk: hij heeft het over grote, rubberen dildo’s en hij hoopt dat de vrouwen er zich aan mispakken (Zie, ze moesten er van bersten, van dat spel, want ’t is te sterk) .
De postume uitgever van Waeri’s liedjes moet het helemaal begrepen hebben want het lied kwam in een aparte uitgave “de vetjes” terecht, naast andere gewaagde en aangebrande liederen. Wij beperkten onze versie tot 5 strofen, Waeri schreef er 11.
1 Zie ook “Ik ben voor ’t ongeluk geboren” en de reactie ivm de melodie. We hebben de partituur herschreven met de “juiste” melodie van August-Victor Bultynck. Met dank aan Jan Van de Casteele om ons op het goede spoor te brengen.
De nieuwe spuitmachien
Wat men zoal kan verrichten
met dien rare caoutchouc,
neen, ik durf er niet van dichten
of ik krijg nog van de roe
Of ik krijg nog van de roe.
1. ’t Is gedaan met ons blageren,2
’t mannenvolk heeft er gestaan,
met de reste van ’t schoon were
mogen wij nu slapen gaan:
mekanieken en machienen,
alles gaat zo wonderwel,
’t mannenvolk kan niet meer dienen,
’t is gedaan met ’t kegelspel,
’t is gedaan met ’t kegelspel.
2. ‘k Was lest met mijn wijf aan ’t kijven
en ik riep: gij vuile prei!
Ik en zal bij u niet blijven,
gij krijgt nikske meer van mij.
‘k Lach u uit met uw pretentie,
riep mijn wijf, kust mijne schoen,
met de leste nieuw inventie
heb ik u niet meer van doen,
heb ik u niet meer van doen!
3. Jonge dochters die wilt vrijen,
En er spreekt u niemand aan,
Wel, ge moet daarom niet schreien,
Schept courage en trekt uw plan ;
Zie de gij de jongmans gére
En ge krijgt in tijds geen lief,
“Wel ge gaat bij Schampheleere,
En daar vindt gij uw gerief.
En daar vindt gij uw gerief.
4. Maar die nieuwe spuitmethode,
Is niet goed voor oos pompiers,
Dat komt hulder spel verbrodden, ‘
Dat is toeh wel iets verkeerds;
D’oude schuren ondertussen,
Die nu komen al in brand,
Moeten hulder eigen blussen,
Zonder chef noch commandant.
Zonder chef noch commandant.
5. Lest kwam ik een dame tegen,
Die mij lange jaren kent,
En ze deed mij onderwegen.
Zo een proper compliment ;
‘k Zegge : zoudt g’u niet vergrammen,
Ons pratieken zijn wij kwijt,
’t Is een teken sprak de dame,
Dat ge luierikken zijt.
Dat ge luierikken zijt.
6. ‘k Ging dan aan den berg3 gaan bellen ,
‘k Sprak : Mijnheere, met fatsoen,
Zou ‘k hem hier wat mogen stellen?
‘k Heb hem toch niet meer van doen ;
– Steekt u op met uwen grendel,4
Dat wordt hier niet vastgezet,
Duikt hem weg onder uw vendel,
En verkoopt hem bij de smet.5
7. ‘k Ben dan bij de smid gaan ziene
‘k Zeg : baas Hamers, heel beleefd :
Zou hij u niet kunnen dienen ?
’t Is gelijk wat dat ge geeft ;
– Zijt de gij van ’t kwaad bezeten ?
Riep de man, hij is te kort!
En daarbij te ver versleten,
Draagt hem naar de prondelmort.6
Draagt hem naar de prondelmort.
8. Ik ben naar de markt gelopen
bij Marjan, het voddenwijf,
en ik zei: Wild’ hem niet kopen?
‘k Kan hem missen aan mijn lijf.
Wat zou ik daarmee verrichten?
Hij is al zo kaal van kop
als mijn achterste gezichte,
en geen oogsken vet meer op,
neen, geen oogsken vet meer op.
9. ‘k Zeg: Marjanne, mijn machine
is wel van geen boerepeerd,
maar hij is voor u te dienen
wel ne cent of tiene weerd!
Loopt een beetje naar den duivel,
‘k Heb nog ene in mijn schoof,7
’t is ne kolossale grote,
welgemaakt en niet te grof,
welgemaakt en niet te grof.
10. Daarmee mocht ik haar bedanken,
en gaan drent’len rond de stad,
lijk nen hond die loopt te janken
met zijn steert al in zijn gat.
Zie, ze moesten er van bersten,
van dat spel, want ’t is te sterk.
Zo geraken op het leste
alle mannen zonder werk,
alle mannen zonder werk.
11. (slotrefrein)
‘k Wens aan al die hete teven
die dat steken in hun kont
dat hij bleef in hulder schreve
lijk de kwispel van nen hond,
lijk de kwispel van nen hond.
2 blageren = grappen maken
3 den berg = de “berg van barmhartigheid”, alias het pandjeshuis, de lommerd
4 grendel = is 1 van de vele synoniemen bij Waeri van “het penseel der liefde”
5 smet = smid (’t moet rijmen)
6 prondelmort = prullenmarkt, tweedehandsmarkt
7 schoof = schuif, lade
Partituur * De nieuwe spuitmachien * | |
1. instrumentaal
|