Werkmanskind
In 1895 publiceerde Jules Jouy (1855-1897) een gedicht getiteld “Fille d’ouvrier”. Het werd op muziek gezet door Gustave Goublier (1856-1926) en na de dood van Jouy in 1898 uitgebracht. Voor zover we konden nagaan werd het pas in 1958 voor het eerst op plaat gezet (door Marc Ogeret) maar het werd zeker rond 1900 in cabaretten en café-chantants uitgevoerd door franse artiesten uit die tijd, die ook andere liederen van dezelfde tekstschrijver op hun repertoire hadden staan.
Het lied beschrijft in virtuose bewoordingen de tragische lotgevallen van een doorsnee-arbeiderskind, dat van jongsaf gedoemd is om de speelbal te zijn van de rijke bazen om uiteindelijk via de gevangenis en een vreselijke ziekte jong te sterven en te eindigen op de snijtafel van studenten chirurgie…
Fille d’ouvrier (fragment)
Pâle ou vermeille, brune ou blonde,
Bébé mignon,
Dans les larmes ça vient au monde,
Chair à guignon.
Ébouriffé, suçant son pouce,
Jamais lavé,
Comme un vrai champignon ça pousse
Chair à pavé
A quinze ans, ça rentre à l’usine,
Sans éventail,
Du matin au soir ça turbine,
Chair à travail.
Fleur des fortifs, ça s’étiole,
Quand c’est girond,
Dans un guet-apens, ça se viole,
Chair à patron.
De Nederlandse “minstreel van de mesthoop” Eduard Jacobs (1868-1914) maakte een schitterende vertaling waarbij hij in de eerste strofen vrij getrouw het origineel volgt maar daarna het verhaal aanpast naar Amsterdamse toestanden, die in die tijd zeker niet rooskleuriger waren. Jacobs was als 22-jarige bedrijvig geweest als pianist in Parijs, onder andere in de Moulin Rouge, en was dus zeer vertrouwd met de franse cabaretliedjes uit die tijd. Het repertoire van Ed. Jacobs is helemaal gewijd aan een satirische kijk op de zelfkant van de maatschappij en hij nam zeker geen blad voor de mond. Muzikaal is het minder interessant omdat hij aanleunde bij Aristide Bruant en aanverwante, die eigenlijk gewoon een tekst declameerden op een vrij eentonige melodie.
Welke melodie er nu precies door Gustave Goublier werd bedacht bij dit lied is ons niet duidelijk: een originele partituur hebben we niet gevonden en de na mondelinge overlevering gepubliceerde melodieën – meer dan 50 jaar na datum – gelijken op mekaar maar zijn toch behoorlijk verschillend. Enkele liederen van Ed. Jacobs zijn ooit op plaat verschenen en kunnen nu nog via YouTube beluisterd worden (een aangename stem heeft Ed. Jacobs niet …), maar het Werkmanskind is daar niet bij.
In de boekwerkjes “Gij zijt Kanalje” (Jaap van de Merwe) en in “Sara, je rok zakt af” (Cobi Schreijer) vonden we afwijkende melodieën en ook op de fonoplaat “Alcazar” (1976) van Het Belgisch Combo onder leiding van Erik Devolder staat er een versie.
Ook Gerard Cox zong het lied, wellicht op een zelf bedachte melodie want ze wijkt fel af van wat we elders vonden. Al is de eenvoud van de melodie, enkel begeleid door piano, dan weer gelijkender met de stijl van andere liederen die we Ed. Jacobs kunnen horen zingen op oude plaatopnamen …
Op onze beurt interpreteerden we de vele versies van de ondertussen “Public Domain” melodie; de tekst van Jacobs wijzigden we niet.
Werkmanskind
Bedroefd, in tranen en krakelen
In ’n achterbuurt
Om met de kinderen te spelen
Op straat gestuurd
Daar kende elk haar blonde lokken
En lief gelaat
En d’r Venus-ingescheurde rokken
Vlees voor de straat
De school werd voor ’n fabriek verlaten
Een droef spelonk
Die daalder weeks moest moeder baten
Wijl vader dronk
Zo werd ze lokaas voor de bazen
En voor hun zoons
Die als een raaf op duiven azen
Vlees voor patroons
Met zestien jaren alreeds zwanger
Een maand of vijf
Verbergen kon ze ’t moeilijk langer
Dus: naar een wijf
Die voor een paar pop medicijnen
En redding bracht
Door ’t foetus stil te doen verdwijnen
Vlees voor de gracht
Zo kwam ze weldra in het leven
Van vreugd en schand’
Het werken heeft ze prijsgegeven
Ze lanterfant
Eerst wilde zij zich niet verkopen
Dat vond ze vuil
Tenslotte bleef maar een weg open
Vlees voor ‘De Kuil’
Met veertig jaar alreeds versleten
Door ’n vieze kwaal
Werd z’ergens op een bed gesmeten
In ’n hospitaal
Het vege lijf werd na het sterven
Nog voorgezet
Aan de studenten om te kerven
Vlees voor ’t lancet
O Gij, die haar het eerste kende
Uw schuld is groot!
Gij waart de oorzaak dier ellende
En van haar dood
Gij die de Vrouw slechts ziet met ogen
Belust op spel
Ik noem U, zonder mededogen
Vlees voor de hel
Partituur * Werkmanskind * | |
3. Werkmanskind
|
1 reactie
De “originele” partituur is opgenomen in “Un Siècle De Chansons Françaises – volume 1878-1919”, uitgave CSDEM, 2003 en wordt daar als © 1896 by Ondet / Editions Fortin vermeld. De melodie komt vrijwel overeen met onze partituur, maar Gustave Goublier wordt tekstschrijver én componist van het lied genoemd.