Sofietje
In 1905 verscheen een 78-toerenplaat van Jan Willekens uit Brussel onder het nummer Odeon X42017 met daarop “Mijn Sofieke”. Helaas hebben we die plaat nog nergens kunnen beluisteren: Jan Willekens was een bekend toneelspeler en vele van zijn plaatopnames bevatten monologen in plaats van gezongen liederen, het is dus mogelijk dat ook “Mijn Sofieke” zo’n voordracht was. En misschien is alleen de titel verwant aan het lied dat we leerden kennen via Wannes Van de Velde.
In een krant van 1914 vinden we een advertentie van de ETABLISSEMENTS VAN GOITSENHOVEN, Nieuwstraat 153, Brussel, waarbij men 80 dubbelzijdige grammafoonplaten aanbiedt op afbetaling @ 5 Frank per maand – volledige prijs 158 Frank. Bij die 80 platen zijn er niet minder dan 24 van Jan Willekens, “Komiek bij den Koninklijken Vlaamschen Schouburg van Brussel”.
Hij was dus zeker een bekende artiest van zijn tijd maar veel hebben we over hem niet teruggevonden. De liedjes die hij zelf schreef werden uitgegeven door E. Lelong in Brussel, dezelfde uitgever die ook Jan De Baets onder zijn hoede had. De fonoplaten werden in heel Vlaanderen verkocht, niet verwonderlijk dus dat de tekst werd teruggevonden in liedschriften uit het Brusselse, Antwerpen en Brugge.
We vonden een tekst getiteld “Sofieke van de stad” in een liedschrift dat Louis Laermans uit Herent tussen de twee wereldoorlogen volschreef.
Ook Eugenius Koopman nam het lied kort na 1917 op in zijn omvangrijke liedjesschrift.
Het liedjesschrift van Leonie Enis uit Herent dateert ook van rond WO I en bij haar is Sophieken 15 jaar oud.
Van deze drie versies is het duidelijk dat het inderdaad over hetzelfde liedje gaat, maar naar de bijpassende melodie hebben we het raden. Er staat nergens “op de wijze van”, het zou dus een originele melodie kunnen zijn.
In “Limburgse Liederen verzameld door Lambrecht Lambrecht” (1937) verwijst de auteur naar diverse oude liedschriften, onder andere eentje van “Daniëls” waarin het lied “Mijn blond Sophieken”, maar helaas heeft Lambrechts de tekst van dat lied niet gepubliceerd… Bij Laermans is Sofie ook blond, maar bij Koopman is ze zwart van haar, het is dus mogelijk maar niet zeker dat het over dezelfde tekst gaat.
In “Drij moorden voor vijf cens” (1947) vermeldt Jan De Schuyter een “anoniem Antwerps liedblad” waarop onder andere “Mijn Sophieke” staat, maar het liedblad zelf wordt in het boek niet afgedrukt en wij hebben het niet teruggevonden…
In 1968 zong Wannes Van de Velde de tekst zoals we die min of meer ook bij E. Koopman vonden. Hoewel Wannes zoals gewoonlijk in het Antwerps zong, staat de tekst wel degelijk vol met franse woorden, zoals dat in het Brussels ook 100 jaar geleden al de gewoonte was.
Zowat 20 jaar later plaatste Willy Lustenhouwer “Mijn Sofietje” in zijn boek “De geschiedenis van het café-chantant”.
In de inleiding van dat boek legt Lustenhouwer uit hoe hij vele jaren lang oude teksten verzamelde en aan al even oude mensen had gevraagd om ze hem voor te zingen. Die oude melodiën liet hij uitschrijven door ervaren musici. Zijn partituur van “Mijn Sofietje” lijkt zeer sterk op de melodie van Wannes Van de Velde, nochtans wordt die overal als componist genoemd. We kunnen het hem niet meer vragen, maar zou het niet kunnen dat Wannes die melodie als jongeling had horen zingen door zijn vader? Anderzijds ontbreekt bij Lustenhouwer de laatste strofe, ook zo bij Wannes en bij E. Koopman. Heeft Lustenhouwer zijn versie opgetekend bij iemand die de versie van Wannes kende? En ontbreekt daarom de achtste strofe die Laermans wel opschreef?
In die slotstrofe is Sofietje dood en blijft haar vriend, de zanger, met een souveniertje achter – lees: een geslachtsziekte. Misschien heeft Laermans die 8e strofe zelf bedacht, ook in andere liedjes heeft hij duidelijk eigen aanvullingen verwerkt. Als we die fonoplaat van Jan Willekens uit 1905 nu eens ergens zouden terugvinden, dan wisten we misschien meer…
Hoe dan ook: het is de versie van Wannes Van de Velde die ons indertijd (en nu nog) verraste en bekoorde, mede waardoor we zelf ook op zoek zijn beginnen gaan naar oude pareltjes.
Wij baseerden onze versie evenwel op de notatie van Willy Lustenhouwer gecombineerd met de tekst van Laermans en Koopman.
Sofietje
Sofietje was pas zestien jaar
blauw ogen en pekzwart haar
Ze kon haar zo schone pareren
heur haar in krulletjes friseren.
Den eerste keer dat ik haar zag
’t was op ene zaterdag,
in een staminee zong z’een liedje,
mijn sofietje.
We waren ook seffens akkoord,
al waren we niet getrouwd,
toch gingen we samen gaan leven,
dat duurde zo een week of zeven.
Ik viel per malheur zonder werk,
zo moesten wij ’t is toch sterk
in bed kruipen zonder souperen,
‘k had misere
Door droevig gepeins dag en nacht
kreeg zij opeens een gedacht,
het was zeker al na den tienen,
als ze zei ik ga iets verdienen.
Heur haartjes in krullen gezet
zo trok ze op in toilet
‘s Nachts kwam ze naar huis met veel censen,
‘k had patience
Zo leefden wij op ons gemak
z’had altijd veel geld op zak
ik vroeg niet waar dat ze’t ging halen
als ze mijn verteer kon betalen.
Somwijlen kwam zij zat naar huis
maakte dan heel veel gedruis
daarvoor kon ik haar niet bekijven,
ik had schijven.
Ik hield veel van haar ja ’t is waar,
toch bracht ze mij in gevaar,
ik zag haar zodanig geren,
en ze kon mij toch niet tromperen
Sofietje was mij zeker moe (meug)
want op een morgen heel vroeg (vreug)
was ze met een typ’, zonder liegen
gaan vliegen
Ik zocht wel zes maanden en meer
maar dan op een zeek’re keer
kwam ik haar toen eens ergens tegen
ze zag mij en was zo verlegen.
Ze was toch zo mager en week
haar smoeltje dat zag zo bleek
ze zei, ‘k ga me laten soigneren,
ik heb zweren
De zondag in het hospitaal
kwam ik in een grote zaal
waar niet anders dan vrouwen lagen
die van d’eigenste ziekte klagen.
Ze sprak, braven het is gedaan
levend zal’k niet buitengaan,
want hier zal ik zonder blageren
wel kreveren.
Partituur * Sofietje * | |
1. instrumentaal
|
3 Commentaren
In mijn verzameling zitten ondertussen een honderdtal platen van Jan Willekens maar spijtig genoeg zit “Mijn Sophieke” er niet tussen.
Wat ik u wel kan vertellen is dat mijn grootmoeder dit lied dikwijls zong. De melodie is bijna geheel gelijk aan de latere versie van Wannes van de Velde, de tekst die u hier bijvoegt klopt ook grotendeels met wat ik me kan herinneren.
Mvg, Willy Machiels
De melodie van “Mijn Sofietje” die in “De geschiedenis van het Café chantant” staat afgedrukt, komt van mijn moeder. Zij zong mij het liedje voor. Wat zij wel deed, en wat Lustenhouwer niet doet op de partituur, was de laatste twee versregels herhalen. Dat werd meestal gedaan bij zo geheten “strofeliederen”. Die twee versregels waren dan een soort refrein. Mijn moeder was van 1902, en zij leerde het liedje als klein meisje.
Bedankt, Roger. Zoals je kan merken in onze bewerking van de partituur (klikken op “partituur Sofietje”) hebben wij ook de herhaling van de laatste zin ingebouwd als refrein. We hadden geen voorbeelden maar vonden dat dit vanzelfsprekend én nodig was om de toehoorders aan te zetten tot meezingen.