Ik ben voor ’t ongeluk geboren
Karel Waeri had dit lied op zijn repertoire en verwees voor de zangwijze naar ” Ik heb een vrouwke voor mijn leven” die hetzelfde zou zijn als van “Den Baas van ’t kot”…
(! zie commentaar van januari 2017, onderaan)
Een vrijwel identieke versie zagen we in het liedjesschrift van Jeanne Cuypers uit Rumst, opgesteld tijdens WO 1
We vonden een andere handgeschreven tekstversie in het cahier van Eugenius Koopman uit Antwerpen, geschreven vanaf 1917.
In “Van Zingen en Speule” noteerde Harry Franken een afwijkende tekst met ingekorte strofen maar een quasi identiek refrein, mét muzieknoten.
Die zangwijze van het refrein stemt haast perfect overeen met een partituur die we vonden op naam van A. Veranneman, een kluchtzanger uit het Antwerpen van de 19e eeuw en vermeld als de componist van het lied. Als tekstschrijver wordt A. Cossaert genoemd.
Uitgever Faes woonde in de Beddenstraat te Antwerpen van 1882 tot 1906. Waeri heeft het lied gezongen (op een andere melodie? En met een strofe méér!) en stierf in 1899. Het lied is dus tussen 1882 en 1899 gepubliceerd.
Er is enige stemacrobatie nodig om het te brengen en het zal dus wel in theaters en café-chantants als gezongen sketch gediend hebben.
Richard Van der Staey kon in 2004 een bandopname van dit lied bemachtigen en publiceerde een transcriptie in het “Liedboek van De Kadullen”. Ook daar is het refrein zeer herkenbaar bewaard gebleven, de (moeilijke) strofen iets minder.
Voor ’t ongeluk geboren
‘k Zag het licht op enen zolder,
van een klein benedenhuis,
ginder ergens in den polder,
tussen ander klein gespuis;
Gans verkeerd ter aard gekomen,
tegen wil en tegen dank,
werd ik zo al opgenomen,
lijk ‘ne jongen olifant!
Aaah
Refrein:
‘k Ben voor ’t ongeluk geboren,
‘k ben oprecht nen armen snul.
‘k Loop op d’aarde als verloren,
ik heet Benedictus Nul.
Toen ik oud was drij, vier weken,
at ik met het verken meê.
Moeder heeft mij leren spreken,
terwijl zij den afwas deê.
Kleed’ren moest ik zelf gaan zoeken.
En mijn haar werd nooit gekamd,
ik kreeg nooit geen kermiskoeken,
Maar werd altoos weggestampt.
Nu ben ik al twintig jaren
en ik ben maar half volgroeid.
‘k Moet het u oprecht verklaren
dat het leven mij vermoeid.
‘k Zou ik ook wel willen trouwen
maar de meisjes willen niet.
Als ‘k er soms een wil aanschouwen
vlucht zij lijk voor Zwarte Piet.
En mijn hartje is zo teder,
alles klopt in mijn gilet,
mijn verstand is taai als leder
zeggen ze, en ’t is daarmee
dat men mij alleen laat lopen,
zeg mij, is het mijne schuld
dat ik nog geen lint kan kopen?
Och, wat ben ik toch gekuld.
Is er iemand van u allen
die mij waarlijk gaarne ziet?
Aan wien ik soms kan bevallen,
anders spring ik in de vliet.
‘k Blijf alleen zo toch niet leven,
vrienden, trekt mij toch wat aan:
tracht mij ook een vrouw te geven,
‘k heb de meisjes niks misdaan.
Partituur * Ik ben voor ’t ongeluk geboren * | |
1. instrumentaal (met intro)
|
Aanvulling
Het lied is/was wijder verspreid dan eerder beschreven en telkens is de melodie van het refrein redelijk herkenbaar, maar ging de tekst grotendeels verloren en werd dan maar heruitgevonden, al of niet met originele elementen ertussen.
Zo staat er een eigenzinnige versie op de LP “Sus Kavoo in levende lijve“(1), circa 1970 “live” opgenomen in Tongeren, die we ooit in SPIT, de kringwinkel in Leuven, terugvonden. Gewijzigd refrein, verknipte tweede en laatste strofe.
Ik ben voor ’t ongeluk geboren,
ik ondervind dat iedere keer.
Ik loop op aarde gans verloren
omdat ik gene troost ’n vind.
Toen ik oud was 3-4 weken
at ik met de varkens mee.
Mijn moeder heeft me leren spreken
terwijl ze den afwas dee.
En ik ben voor ’t ongeluk geboren …
2. Sus Kavoo
|
(1)Sus Kavoo is een alias van Frans Wouters uit Grobbendonk
Ook in een reeks bandopnames die Hugo Geeraerts ons bezorgde staat een variante van dit lied:
‘k Ging laatst van Brugge naar Oostende
Al door een eenzaam spellebos1
‘k Vond daar een moeder in ellende
Met een kind aan hare borst.
En ik sprak dan: “Gij lieve moeder,
Zeg mij de oorzaak uwer smart.”
En zij sprak:” Gij albehoeder
Ik ben verlaten op dees’ aard.”
Want ik ben voor ’t ongeluk geboren,
Nen valsen vriend heeft mij verblind
Nu moet ik langs de straat gaan dolen
Met mijnen arrem bastaardkind
3. gezongen door *Fokke*
|
1 Misschien heeft “Fokke” dit lied geleerd van iemand die de letter R niet goed uitsprak, want het spellebos is in andere versies het plausibelere sperrebos of sparrebos
Ongeveer dezelfde en tekstueel zwaar afwijkende versie vinden we ook terug in “Geschiedenis van het Café-Chantant” (Willy Lustenhouwer). Bij de varianten op de Waeri/Veranneman versie gaat het om een kluchtlied, deze versie is een regelrechte smartlap waarvan tekst en thematiek ouder lijken dan eind 19e eeuw…
Deze versie staat zeer kort bij wat Anna Van Heuckelom circa 1975 voorzong aan Herman Van Gorp ten behoeve van zijn licenciaatsverhandeling.
4. Anna Van Heuckelom - Kasterlee - circa 1975
|
1 reactie
Dat de melodie van ” Ik heb een een vrouwke voor mijn leven” dezelfde zou zijn als “Den baas van ’t kot” concludeerden we na raadpleging van de boekwerken “A la vapeur” en “Liederen der Industriële Revolutie” van Erik Demoen.
Nu kwamen we via Google Books in het bezit van “De Nederlandsche Zanger, keus van 20 volksliederen (Eerste Reeks, 1871)” met daarin tekst (door A.V. Bultynck) én muziek (door Reymund Ludwigssohn, alias van Raymond De Hovre (°1842 +1876)) van het lied “De baas van ’t kot”. Die is geheel anders dan wat we eerder dachten …
De verwarring bij Demoen is waarschijnlijk ontstaan op basis van de eerste versregel van die “baas”: ” ‘k Heb een vrouw, neen van mijn leven heb ik zo een heks gekend”. Dat is niet hetzelfde als “Ik heb een vrouwke voor mijn leven”, eerder het tegenovergestelde …