De drie verloren knaapjes
Tamboer, alias van Lionel Bauwens, was zeer onder de indruk van het lied “La légende des flots bleus“, indertijd gezongen door Berthe Sylva, en maakte er een eigen vertaling van.
Het origineel werd geschreven (bedacht?) in 1907 door Raoul Le Peltier (tekst) en de muziek werd gecomponeerd door Henri Christiné (1867-1941) en Paul Dalbret (1876-1927, artiestennaam van Paul Van Trappe, zoon van een Vlaamse vader. Paul overleefde ternauwernood een aanval met mosterdgas in 1915)
Het lied vertelt het verhaal van 3 spelende kinderen die het onzalige idee krijgen om bootje te gaan varen op zee. Helaas worden zij door het tij meegesleurd en komen ze bovendien in een storm terecht. Wat begon als een onschuldig spelletje eindigt in een vreselijke ramp.
De familie – in het lied vertegenwoordigd door een radeloze moeder – blijft verweesd achter. Die moeder gaat elke dag kijken of ze toch niet het bootje ergens ziet, en soms hoort ze het geroep van de kinderen. Denkt ze, maar het is de huilende wind…
We hebben niet kunnen achterhalen of dit verhaal gebaseerd is op ware feiten, maar aan zeerampen geen gebrek… In het lied worden geen namen, data of andere controleerbare feiten vermeld, wij vermoeden dus dat het geloofwaardige fictie is.
De drie verloren knaapjes
Drie knaapjes die aan het spelen waren
dicht bij het strand
kwamen opeens een bootje ’t ontwaren
aan den zeekant.
Kom sprak er een ik zal u bevelen,
‘k ben kapitein,
laat ons ne keer matroosje gaan spelen,
’t zal kermis zijn.
De kabels los gemaakt en ons eens goed vermaken,
de zeilen in de wind en naast elkaar gezeten,
roepen wij blij gezind, moeder zal het niet weten,
hoezee! Hoezee!
Doch ginder ver gaat de wind aan het huilen
en menige visscher zoekt waar hij zich kan verschuilen.
Ach kindren lief zwicht u voor het gevaar
en let toch op die grauwe wolken daar.
De wijde zee geeft steeds zooveel verdriet,
ach kindren lief speel nooit aan ’t water niet!
De kleine boot is weldra verdwenen
in woeste vaart.
Ginds in haar hut zit moeder te wenen
dicht bij den haard.
De kleinen zijn nog niet thuis gekomen,
wat scheelt er mee?
Daarbuiten valt de regen met stromen,
’t is storm op zee.
En met een droef gezicht, het hart vol angst en schrik,
knielen de knaapjes neer, hun boot is omgeslagen
Hun stemmeken roept zo teer weerklinkt eindeloos klagen
Moeder! Moeder!
Doch ’t is te laat, de wind sloeg hun bootje in puinen
En d’oude torenklok roept van over de duinen
Ach kindren lief, weldra zijt gij niet meer,
richt vruchteloos uw handjes tot den Heer
O! wijde zee de dood is hun nabij
Ach kinders lief, ‘k heb met u medelij
Sedert dien dag komt er ene vrouwe
in rouw gewaad,
biddend aan ’t strand met d’handen gevouwen,
met bleek gelaat.
Soms roept zij uit over de golven,
ach keert toch weer,
of zijt gij dan voor eeuwig bedolven
engelkens teer.
Doch niemand hoort haar leed tenzij de woeste zee.
De vrouw hervat den moed zijn meent een stem te horen,
de stemme van haar bloed klinkt duidelijk in haar oren:
Moeder! Moeder!
Doch neen zucht zij ik heb mij bedrogen,
’t is de wind, ’t is de zee die mijne smart nog komt verhogen.
Ach kinders lief, uw moeder aan het strand
komt elken dag door wanhoop overmand.
De wijde zee was d’oorzaak uwer dood,
ach kindren lief rust zacht in haren schoot.
Partituur * De drie verloren knaapjes * | |
1. instrumentaal
|
1 reactie
Ondertussen vonden we een tekstversie in het handgeschreven liedjesschrift van Eugenius Koopman, daterend van circa 1917, getiteld “De blauwe golven”, duidelijk verwijzend naar de originele Franse titel. De tekst & vertaling aldaar is soms vollediger en plausibeler dan die van Tamboer, bijvoorbeeld op het einde van strofe 2:
Ach kindren lief, welhaast zijt gij niet meer,
Richt vruchteloos uw handjes tot den Heer
De wijde zee blijft doof van uw geschrei
Ach kinders lief, ‘k heb met u medelij
Het is dus zeer onwaarschijnlijk dat Lionel Bauwens deze vertaling zelf heeft geschreven.