Het bankje bij de haven
Een beproefd recept in het smartlappengenre – en auteur Willy Derby (1886-1944) was er een meester in – vinden we terug in zijn lied “Het bankje bij de haven” op tekst van Ferry, alias van Cor van Delden (1892-1965).
Het hoofdpersonage, vertegenwoordigd door de zanger, is als arme wees opgegroeid en aan de slag als zeeman. Dan ontmoet hij de liefde van zijn leven, en alle ellende van vroeger is vergeten. Telkens hij na een zeereis van enkele maanden terug komt wacht zij trouw op hem “aan ’t bankje bij de haven”.
In een gewone zeemanssmartlap slaat vervolgens het noodlot toe en gaat hij met zijn schip tenonder, een treurende vrouw achterlatend. Hier is het omgekeerd: het noodlot slaat uiteraard zijn slag, maar als hij wegens schipbreuk na een ongewild verlengde zeereis terugkomt blijkt zijn geliefde overleden. En – straffe romantische vondst van de tekstschrijver – haar graf bevindt zich naast hun vertrouwde bankje aan de haven; op het “eenvoudig kruisje” liet ze de boodschap graveren dat zij op haar geliefde wacht. In de hemel.
Zo’n tekst moet zelfs de stoerste zeebonk tot tranen toe bewegen.
Het verhaaltje lijkt ook een beetje op de belevenissen van “Ridder Eduard en Helena” uit de 19e eeuw, al komt er daar geen zeereis aan te pas.
De uitgeschreven partituur die we van het lied vonden blijkt in de strofen af te wijken van wat Willy Derby componeerde en op zijn plaatopname (1919) zong, het refrein zit er dichter bij.
De 78-toeren plaatopname (of wat er van overbleef) – keerzijde “Moeder” – is van een bedenkelijke geluidskwaliteit, Derby stond in 1919 nog aan het begin van zijn schitterende carrière en veel mocht de opname waarschijnlijk niet kosten. Dit lied van hem is mede daardoor niet op verzamelplaten te vinden en in de vergetelheid geraakt. Bij deze leveren wij een bescheiden bijdrage om het uit die vergetelheid te halen.
Het is overigens een jaar later blijkbaar opnieuw opgenomen bij een ander platenmerk en dan is de kwaliteit ietsje beter.
Bemerk ook de typische dichterlijke vrijheid waarbij omwille van het rijm in het refrein een loopje genomen wordt met de gangbare taalregels. Normaal zou je zeggen (nu ja, echte spreektaal is het sowieso niet): “Op ’t bankje bij de haven”, zo sprak ze lief een teer, “daar zal ik op u wachten als ge weer terugkomt.” Maar dat rijmt dus niet…
Het bankje bij de haven
‘k Stond heel jong reeds als wees hier op aarde,
voelde vroeg al reeds ’s levens ellend.
Vaderzorgen of wel moederliefde
heb ik nooit in mijn leven gekend.
Tot ik haar voor het eerst mocht ontmoeten
die ik lief kreeg als nooit één te voor.
Zij die als m’n schip dan weer zee koos
me toefluisterde in m’n oor:
Op ’t bankje bij de haven,
zo sprak ze lief en teer,
daar zal ik op u wachten,
als ge terugkomt weer.
Blijf altijd aan me denken,
uw eed van liefde trouw.
Ik zal u alles schenken,
wat ik geven kan als vrouw.
Als ‘k na maanden van zwalken en varen
binnen liep en de schuit was “getrost”,
ging’k zodra ik aan wal kwam het eerste
naar haar toe en zij was op d’r post.
En na dagen van innige liefde
werd ik weer van haar zij weggescheurd,
en ze zei me voordat ik aan boord ging:
moed maar jongen, toe kom, niet getreurd
Op ’t bankje bij de haven,
zo sprak ze lief en teer,
daar zal ik op u wachten,
als ge terugkomt weer.
Blijf altijd aan me denken,
uw eed van liefde trouw.
Ik zal u alles schenken,
wat ik geven kan als vrouw.
Vele jaren zijn er zo verlopen
en ze wachtte me trouw elke keer
doch het laatst heb ik schipbreuk geleden
en ik zag d’r in jaren niet meer.
Toen ik na zoveel jaren van scheiden
Goddank eindlijk weer stapte aan wal
toog ik met een brandend verlangen
naar haar toe dra het eerst weer van al…
Naar ’t bankje bij de haven,
daar vond ik haar toen weer,
daar lag zij nu begraven,
m’n schat ze was niet meer.
En op ’t eenvoudig kruisje,
daar stond: “Hier rust uw vrouw,
en boven in den Hemel,
daar wacht ik nu op jou.”
Partituur * Het bankje bij de haven * | |
2. instrumentaal
|
|
3. 78-toerenplaat van Willy Derby (fragment)
|