Edward en Helena
Het lied van “Ridder Eduard” is bekend gebleven dankzij een gemoderniseerde versie opgenomen door de ” Zangeres zonder Naam”. Net zoals bij “Het bankje bij de haven” zijn de hoofdpersonages dolverliefd op mekaar, ook al moet ridder Eduard voor zijn werk voortdurend op stap. Zij zien mekaar “in het lommer van ’t prieeltje“, een oord waar het rijkere volk regelmatig vertoefde, onttrokken aan de blikken van de dienstboden en andere huisgenoten. Als hij weer eens voor lange tijd op tocht moet, deze keer voor ruim twee jaar, trouwen ze met mekaar en zweren dure eden. Als hij na die twee jaar terugkomt blijkt zijn Lena (of Lina) helaas overleden en ligt ze begraven in “hun” prieeltje. Ridder Eduard is ontroostbaar, wil nooit hertrouwen en gaat (dus) naar het klooster. Daar zal hij blijven tot hij ook mag sterven en bij haar begraven worden.
Als melodie voor dit lied wordt door Bert Hartman en Jan Maas in het boek “Kom zingen wij een lied – 1” (1987, stichting Doedelier) verwezen naar “Zachtjes tikt het avondklokje“, maar ze geven zelf al aan dat er ook andere melodieën gekend zijn.
“Het lied komt voor in bijna elk liedjesschrift en geen een tekst is hetzelfde! Er is door de jaren heen flink “gesleuteld” aan zowel de woorden als aan de melodie. Wordt ook op andere melodieën gezongen!”
De melodie bij ZZN is duidelijk verschillend , zij lijkt wel fel op de versie afgedrukt in “Nederlandse Volksliederen oud en nieuw” (Rob Smaling), die zich baseerde op een geluidsopname uit het Nederlandse Volksliedarchief circa 1930.
De bij ZZN (en Johnny Hoes) zeer actieve arrangeur Van Acker heeft het zodanig aangepast (hij maakte er bv. een wals van) dat hij zichzelf componist van het lied durft noemen.
Het Duitse volkslied “In des Gartens dunkler Laube” is tekstueel en melodieus zeer duidelijk verwant, het meisje noemt er Lola en de man is gewoon een jager geworden, al zou in de oudste versies (1886 en vroeger) sprake zijn geweest van Ritter Ewald und die Minna.
1.
In des Gartens dunkler Laube
saßen abends Hand in Hand
Ritter Ewald schön und mutig
neben Minna fest gebannt.
2.
Teure Minna, sprach er tröstend,
Liebe, laß dein Weinen sein!
Eh die Rosen wieder blühen
werd ich wieder bei dir sein.
3.
Drauf zog er hinaus zum Kampfe
fürs geliebte Vaterland
und er dachte oft an Minna,
wenn der Mond am Himmel stand.
4.
Und ein Jahr war kaum verflossen
als die junge Knospe brach,
Ritter Ewald schlich zum Garten,
wo er sie zum letzten sprach.
5.
Und was sah er? In der Ferne
hob ein Grabeshügel sich,
und in Marmor stand die Inschrift:
Minna lebt nicht mehr für dich!
6.
Da stand er betrübt und traurig:
Ist das hier der Liebe Lohn?
Ich Geliebter bin gekommen,
finde dich im Grabe schon.
7.
Drauf zog er hinab ins Kloster,
legte Schwert und Panzer ab:
Eh die Rosen wieder blühten,
gruben Mönche ihm sein Grab.
De tekst die Wouters & Moormann (“Het Straatlied, 1933) vonden op een niet nader genoemd liedblad van een marktzanger komt zeer goed overeen met de versie van ZZN.
RIDDER EDUARD.
In het lommer van ’t prieeltje
Zaten samen hand in hand,
Ridder Eduard en zijn Lina
Sloten daar een huwelijksband.
Toen sprak Eduard tot zijn Lina
“Kies geen ander aan uw zij,
Eer die rozen tweemaal bloeien
Zal ik weder bij u zijn.”
En die twee jaar zijn verloopen
Eer de roos haar knoppen brak,
Toen trad Eduard in ’t prieeltje
Waar hij eens met Lina zat.
Maar wie vond hij daar begraven?
Ach, wat stond er op die steen?
In het marmer stond geschreven:
“Hier rust Lina gansch alleen”.
Toen trad Eduard in het klooster,
Deed zijn hoed en mantel af.
Eeuwig treurt hij om zijn Lina
Tot hij rust bij haar in ’t graf.
Partituur * Edward en Helena * | |
1. versie van Zangeres Zonder Naam (fragment)
|