De blauwe kiel
In 1853 schreef Frans De Potter een ode aan de arbeid, die volgens de tijdsgeest van toen gedurfd stelde dat er niks mis was met werken in ruil voor een dagelijkse boterham. Edelen en andere rijken, die de tijd doodden met jagen of andere spelletjes en met avondlijk vertier zoals opera en symfonische concerten, keken toen blijkbaar nog steeds smalend neer op het plebs dat moest wroeten voor een korstje brood. Volgens De Potter brengt arbeid vreugde voort, zelfs zodanig dat de werkman bereid is te vechten voor het behoud ervan.
Symbool van de arbeider werd of was de “blauwe kiel”, het typische werkmanskostuum, vandaag nog te zien als uniform van sommige folkloristische verenigingen, zoals in Leefdaal bij de gehuwde mannen van “de Jefkes en de Pekes”.
De blauwe kiel
‘k Was nog een knaap en vrij van alle zorgen,
verzot op ’t spel, in klucht en poetsen sterk,
wanneer tot mij op zekren goeden morgen
mijn vader sprak: “Kom, jongen, mee aan’t werk!
Ik word al oud, voel mij de kracht begeven,
wees vlijtig kind, en leer alras uw stiel,
zo kunt ge mij en moeder hulpe geven:
kom jongen mee, daar is nen blauwe kiel.
Ik volgde droef, doch zonder tegenspreken,
en wenend ging ik vaders werkplaats in.
Doch spoedig was mijn kindersmart geweken
en zong ik ook een liedje blij van zin.
Bij’t daaglijks werk werd mij het leven lustig,
een nieuwe zon rees op in mijne ziel,
en nooit voorheen was mijn gemoed zo rustig
al droeg ik maar nen simplen blauwen kiel.
Wel is er soms een aantal kale heren
dat op mijn kiel verachtend nederziet;
toch kan men mij daarover niet vernêren
en ‘k ga voor hen uit mijnen weg ook niet.
‘k Ben nederig als alle werkmanszonen
maar eerloosheid was nooit in mijne ziel,
en ‘k mag aan elk mijn aangezichte tonen
al draag ik slechts nen simplen blauwen kiel.
De Vlaamse deugd, die ben ik nimmer moede,
de Vlaamse klucht, die heb ik steeds ter hand.
Mijn herte klopt voor ’t schone en het goede,
ik kniel voor God en ik bemin mijn land!
O waagt hier ooit een vreemdeling te komen,
de vrijheidszucht ontvonkt in mijne ziel;
de werkman zal voor geen tirannen schromen
en’k trek dan op met mijnen blauwen kiel.
Voor de melodie konden we kiezen uit verschillende versies die in de loop der tijden voor deze tekst gebruikt werden.
De oudste versie vonden we in “Oude en Nieuwe Liedjes”, een liedbundel in 1864 gepubliceerd door F.A. Snellaert, medestichter van het Willemsfonds, die voor de melodie verwijst naar het lied “De Vagebonden” uit 1840 van Theo Van Rijswijck. Die oudste versie is eigenaardig genoeg ook de meest “volks” klinkende: simpele melodie, recht-voor-de-raapse akkoorden. Zie de PDF-partituur op het eind van deze bijdrage.
In latere publicaties eind 19e eeuw wordt verwezen naar ” ’t En souviens-tu”, voluit “Dis-moi, soldat, ’t en souviens-tu” op een melodie van Joseph Denis Doche (1766-1825), en dat blijkt inderdaad ook de bronmeloidie te zijn van “De Vagebonden” en dus ook van deze “blauwe kiel” variant. Zo ook de “Blauwe Kiel” uit de Vlaamsche Zanger deel 2 (1930), die evenwel niet de tekst van De Potter overneemt maar bij nader toezien gebaseerd is op een lied van Karel Waeri.
In het “Studentenliedboek” van Karel Heyndrickx uit 1899 wordt nog een andere melodie afgedrukt, vervaardigd door R. de Hove en in de “Vlaamsche Liederverzameling voor School en Huis” van C. Boudolf en H. Defoort, Brugge, 1903, plaatsen de auteurs er een “duitse melodie” op.
Die verscheidenheid aan melodieën (en teksten) maakt het niet makkelijk als je een liedblad van een marktzanger vindt met als zangwijze “De Blauwe Kiel”. Tenzij er een geluidsopname bestaat van die marktzanger – en die bestaan nauwelijks – dan blijft het raden hoe het lied in kwestie werd gezongen. En, zoals dat gaat, de bittere, ernstige toon van de oorspronkelijke liederen belet de marktzanger niet om er totaal andere thema’s op te schrijven. Zo bv. Tamboer in “Het nummer Zeven” (we beperken ons tot de 1e strofe.)
Het nummer zeven
zangwijze: Den blauwen kiel
‘k Zag ’t levenslicht op 7e December
Mijn vader riep die komt er nog van pas
En zijn gezicht ging rap naar den kalender
Omdat ‘k het jongste van 7 kinders was
Ik werd gevierd met 7 soorten dranken
Mijn vader dronk hem 7 keeren zat
En mijn geschreeuw ging boven 7 klanken
‘k Had 7 keeren rap op zijnen schoot gekakt. (bis)
Partituur * De Blauwe Kiel – melodie Van Rijswijck * | |
1. instrumentaal
|