En de Jan kwam thuis …
Toen ik in 1959 lid werd van Chirojongens Leefdaal stond er nog elke zondag een stukje samenzang op het programma, zowel met de hele groep als binnen elke afdeling. Voor de kleintjes (de Burchtknapen van 7 tot 10 jaar – Jongknapen bestonden niet wegens leidersgebrek) waren leiders Marcel (Merchiers) en Wolfgang (De Smet) de beheerders van een schier onuitputtelijk aantal liederen. Wolfgang, kort daarna een stoere Rode Muts-paracommando, begeleidde de liederen zelfs op gitaar en ik vond dat heel indrukwekkend.
We zongen niet alleen Chiroliederen uit het bundel “Zoo Zingen Wij” maar ook andere volkse liederen die de leiders God-weet-waar hadden gesprokkeld. Daar waren stapel- of kettingliederen bij zoals “De boom stond op de berg…”, “En 1 en 1 is 2”, “Een oud pastoor die had een koe” enzovoort, maar ook het leugenlied van Jan die laat naar huis kwam.
Tien jaar later kwam er een LP uit van de Kadullen met een versie van dit lied, en wij wisten dus meteen dat ze het niet zelf geschreven hadden. Bovendien kwam Jan bij hen niet “laat” maar “zat” naar huis: vermoedelijk allebei correct… De strofen weken ook lichtjes af van wat wij zongen maar de melodie was wel dezelfde.
en de Jan kwam zat naar huis
Wat vond hij op zijn kamerke?
Ne vreemden hoed in huis.
Wie zijnen hoed is dit?
Wie zijnen hoed is dat?
Wie zijnen hoed mag dat toch zijn?
Maar Jantje, da’s ne waterpot
die moeder kocht voor mij.
Ik heb de wereld rondgerezen
al wel een jaar of tien
maar ne waterpot met voeiering
heb ik nog nooit gezien…
.een vreemde vest
Wie zijn vest is dit ? …
schotelvod … met mouwen in
een vreemde broek
kolenzak … met pijpen in
een vreemde schoen
boterpot … met nestels in
een vals gebit
wiens gebit is dit? …
muizenval … met tanden in
een vreemde vent
Welke vent is dit ? …
kindeke … met een moustache
Partituur * En de Jan kwam thuis * | |
1. versie van De Kadullen (fragment)
|
Maar waar komt dit lied vandaan?
Reeds in 1937 maakte Pol Heyns een bandopname van het lied “Hare man kwam thuis”, hem voorgezongen door Fons Cambré en Jozef Peeters, een smid en een kleermaker uit Retie die, volgens Heyns, regelmatig als zangduo optraden in plaatselijke cafés. Beiden waren toen 65 jaar oud, de kans is dus groot dat zij het lied al veel langer kenden.
2. Fons Cambre, Jozef Peeters, 1937
|
Maar de roots liggen nog veel verder in het verleden: rond 1760 was er in Engeland en Schotland reeds een “oude” ballade over “The Merry Cuckold and the Kind Wife”, soms ook betiteld als “Our Goodman”
We beperken ons tot de eerste strofe van deze engelse versie, waarvan er in dezelfde periode ook een versie in Duitsland zou geweest zijn, maar die hebben we nog niet gevonden.
And hame came he,
And then he saw a saddle-horse,
Where nae horse should be.
‘What’s this now, goodwife?
What’s this I see?
How came this horse here,
Without the leave o me?’
‘A horse?’ quo she.
‘Ay, a horse,’ quo he.
‘Shame fa your cuckold face,
Ill mat ye see!
’T is naething but a broad sow,
My minnie sent to me.’
‘A broad sow?’ quo he.
‘Ay, a sow,’ quo shee.
‘Far hae I ridden,
And farrer hae I gane,
But a sadle on a sow’s back
I never saw nane.’
Deze engels/schotse versie kwam ook in Ierland als drinklied naar boven en ze werd eveneens meegenomen door de vele emigranten naar Amerika. Het lied evolueerde in al die streken op eigen wijze; de oorsprong blijft duidelijk omdat de (oude) angelsaksische versies het beeld van het paard in de eerste strofe behouden; in de vlaamse versies is er van een paard geen sprake (meer).
Groot-Brittanië
Het lied is daar in de 20e eeuw bekend als “Four nights drunk” en als “Seven drunken nights”.
Vanwaar die drie dagen verschil? Simpel: vanwege de censuur… De voorbeelden in de laatste strofen waren blijkbaar té expliciet-erotisch om gepubliceerd te worden, al werden ze ongetwijfeld in de late uurtjes en na voldoende dronkenschap toch gezongen.
Een zeer gestyleerde versie van “Four Nights Drunk” kennen we van Steeley Span, opgenomen in 1971 en gezongen door Martin Carthy. Zij stappen af van de oorspronkelijke simpele melodie en zingen de tekst op de reel “The Primrose Lasses”, die ze zoals gewoonlijk zeer virtuoos ten berde brengen.
De volledige (?) versie kunnen we wel ontdekken in de grote hit van The Dubliners, die in 1967 “Seven Drunken Nights” op plaat zetten, nadat ze het liedje naar eigen zeggen leerden van ene Joe Heaney. In de eerste 4 strofen gaat het er redelijk onschuldig aan toe – hoewel een goede verstaander uiteraard meteen door heeft dat de vrouw overspel pleegt, wat verre van onschuldig is.
’s Maandag ziet hij dus een paard, de vrouw zegt dat het een zeug is (een koe bij Steeley Span). Op dinsdag ziet hij een jas, maar volgens zijn vrouw is het een wollen deken. ’s Woensdags vindt hij een pijp maar madam beweert dat het een tinnen fluit is die hij met zijn zatte botten niet herkent. Op donderdag ziet hij laarzen staan, het zouden bloempotten zijn volgens de eega. En dan komen de meestal gecensureerde strofen..
Op vrijdag ziet hij een hoofd in zijn bed liggen, zijn vrouw zegt dat het een kindje is door (schoon)moeder gezonden.
Op zaterdag ziet de dronkaard twee handen die de borsten van zijn vrouw vasthouden, volgens haar is het gewoon een tekening op haar nachthemd.
En ’s zondags ziet hij “een ding in haar ding waar zijn ding zou moeten zijn”, maar ook nu weer (al zijn er varianten) zegt de vrouw dat het een “tinnen fluit” is.
Amerika
De oudst bekende plaatopname is van Earl Johnson die in 1927 “Three Nights Experience” zong, een Country & Western versie van het aloude verhaal.
Het is opvallend hoe de Amerikaanse versies allemaal ingebed worden in de aldaar geëvolueerde muziekstijlen. En ook de tekst is daar al zeer vroeg en consistent overgestapt van “het hoofd in bed = een kindje” naar “het hoofd = een (bloem)kool”. Wie naar Amerikaanse versies zoekt gebruikt dus best de zoekterm “cabbage”.
3. 78-T versie van Earl Johnson
|
Er zijn ook diverse blues-versies van ondermeer Sonny Boy Williamson (“Wake up baby”)(1958), en in New Orleans kent men het als Ruth Brown (1999), van Professor Longhair
en van een bewonderaar van die “Professor”: Dr. John (1992) die er nog wat meer schwung achter zet.
Maar het meest gecharmeerd zijn wij door de swingende Rockabilly-versie “Mustache on a Cabbage Head” (1950) van Luke Gordon